Van Duitsland naar Duitsland

Het komt niet vaak voor dat de moeizame wordingsgeschiedenis van een roman uit de voormalige DDR aan het licht komt. Dat is wel mogelijk geworden, nadat bouwvakkers in 2022 aan de slag gingen in de voormalige woning van Brigitte Reimann in Hoyerswerda om daar jaren na haar dood een pak papier onder een trap te vinden. Het bleken belangrijke delen van het manuscript van Die Geschwister (1963), dat nu in het Nederlands is uitgekomen als Mijn broer en ik.

Het is een interessante vondst, omdat het maar zelden mogelijk is inzicht te krijgen in de censurerende ingrepen van de DDR. In dit geval betreft het een voor die tijd gedurfd werk dat het menselijk leed schetst in het nog maar kort daarvoor door de Sovjet-Unie bevrijde deel van Duitsland. De Muur stond aanvankelijk nog niet, in- en uitreizen was nog mogelijk, maar wel verdacht. En definitief vertrekken strafbaar. Na de vondst van het manuscript kreeg het werk zijn oorspronkelijke vorm terug.

Brigitte Reimann gebruikte voor deze bedachtzaam gecomponeerde roman het verhaal van haar eigen familie. Protagonist Elisabeth Arendt is een idealistische, jonge schilderes, die haar oudste broer Konrad naar het Westen ziet vertrekken en nu geconfronteerd wordt met een vergelijkbaar plan van haar jongere broer Uli. Dat raakt haar, aanvankelijk nog voluit gelovend in de communistische idealen, maar zeker niet minder omdat de charismatische Uli altijd haar grote steun en toeverlaat is geweest en haar veel heeft geleerd:

‘Kom we gaan dansen,’ zei Uli. De dansvloer was bomvol en we bewogen ons de hele tijd op één plek. Uli is een kop groter dan ik; hij danste met kaarsrechte rug en soms legde hij afkeurend zijn hand op mijn arm en zei vermanend: ‘Beweeg je een beetje beschaafd, Betsy, je bent in Midden-Europa. Je springt rond alsof je grootouders nog rituele dansen in het oerwoud uitvoerden.’

In Reimanns leven vertrok haar broer Lutz met vrouw en kind naar het Westen, slechts een paar kilometer van haar verwijderd, maar al snel onbereikbaar geworden door de dan neergezette Muur. Deze roman draait met name om Elisabeths innerlijke strijd de beweegredenen van de broers te begrijpen, maar ook trouw te blijven aan de communistische idealen en aan zichzelf, uitmondend in verhitte discussies met haar jonge broer.

Voor Mijn broer en ik, aangevuld met een lijstje typische DDR-begrippen en een uitgebreid (anoniem) nawoord, is enig inzicht in de toenmalige situatie wel vereist. Soms zijn ook de dialogen die Elisabeth voert met leidinggevenden, partijaanhangers, verwanten en mede-arbeiders in het Kombinat (fabriek), waar zij als kunstenaar een deel van haar tijd diende te werken, wel wat ontoegankelijk. Maar die omzichtige en vaak gekunstelde manier van formuleren was natuurlijk ook onderdeel van het destijdse paranoïde leven daar, waar één incorrecte term je al snel in problemen kon brengen. Canceling avant la lettre, zou je kunnen zeggen.

Elisabeth was net als Brigitte een vrijgevochten vrouw, die weliswaar lang in de ‘nieuwe tijd’ geloofde, maar zich er niet door wilde laten beteugelen. Ze ging dus de relaties aan die zij wilde, dronk graag en veel en durfde ook hoge functionarissen de waarheid te zeggen. Uli had geen zin meer in alle repressie van het bewind, het gekonkel en de hypocriete valsheid. Hij wilde ondanks zijn niet afgenomen communistische overtuigingen liever zijn geluk beproeven in het Westen.

‘Trek niet zo’n vreselijk gezicht, zusje,’ zei Uli met een stem die beefde van tederheid en ongeduld. ‘Ik ben toch niet van de aardbodem verdwenen. Ik ga niet naar de Zuidpool en ook niet naar de regenwouden van de Amazone. Ik ga…van Duitsland naar Duitsland.’

Dat er in de voormalige DDR op ondoorgrondelijke wijze literair nog wel iets mogelijk was, bewees ook Christa Wolf, met wie Reimann, vooral bekend door haar onvoltooid gebleven roman Franziska Linkerhand, bevriend was. Zelfs dus romans, die de dilemma’s van de rechte communistische leer aan de kaak stelden. Zij het met mate, gekuist en uiteraard volgens de officiële richtlijnen. Dat de oorspronkelijke formuleringen en bedoelingen nu alsnog te lezen zijn, zal niemand in die jaren hebben kunnen denken.

André Keikes

Brigitte Reimann – Mijn broer en ik. Vertaald door Jantsje Post en Marianne van Reenen. De Geus, Amsterdam. 224 blz. €19,99.