Op de vlakte

Er zijn zo van die dagen dat je door wikken en wegen wordt verscheurd. Nu is twijfel de basis van de creativiteit. Moet ik deze volgorde aanhouden, is de vorm geschikt voor het verhaal dat ik wil vertellen, werken de dialogen, is de stijl wel eigen genoeg, voegt dit extra personage iets toe, heeft het nut om de tekst plotgedreven te maken?

Je hebt jezelf lang geleden voorgenomen om met betrekking tot kunst, tot films, muziek en boeken eigenlijk uitsluitend enthousiasmerend te werk te gaan. Je neemt op de koop toe dat je meermaals naar de kop geslingerd hebt gekregen dat je ‘alles maar hartstikke goed, subliem, subtiel, weergaloos, van wereldniveau vindt’. En meer van zulks. Daarbij gaat men dan gladjes voorbij aan de afwegingen vooraf. Er zijn stapels boeken die evengoed na lezing onbesproken zijn weggelegd, het eerder genoemde besluit in gedachten. Maar, zo meent ook hoofdredacteur Coen Peppelenbos, deze site heeft ook een signaalfunctie.

En daarom toch, na ampel overleg met het eigen ‘adviesorgaan’ een kort stuk over de worsteling die Het slapen op de koude vlakte heet van Peter Drehmanns. Zijn twintigste titel alweer in een verder fijn grimmig oeuvre, bij een voor Drehmanns nieuw fonds, uitgeverij Vleugels namelijk. Een mooi verzorgd boek met een goede, veelbelovende titel overigens, maar passend op een wat wrange manier want de tekst komt bijna nergens tot leven, blijft zogezegd op de vlakte.

Een documentairemaker wil, nou ja, een documentaire maken over een jeugdvriend die in Zweden gevangen zit vanwege een of ander geweldsdelict, of de intentie van een delict. Dat is niet helemaal duidelijk. Maar dat is goed, want dat houdt het verhaal gaande. De roman is opgedragen aan zowel ‘vriend als vijand’. Nou ja, het zijn vrienden die het falen wijzen. Een motto van de muziekgroep Rocket from the Tombs, Ain’t it fun when your friends despise what you’ve become krijgt onbedoeld zo een wat apart tintje. Bij een tweede motto van niemand minder dan Dante Alighieri, heb je al zoiets van: toe maar! Maar Drehmanns in nu eenmaal Italiaans angehaucht. De verwachtingen zijn hooggespannen.

Het boek begint keurig in medias res. Verteller annex documan Gaaistra haalt wat herinneringen op aan Joris Hoogbloed, zijn beste vriend sinds mensenheugenis, een welbespraakte kwajongen, een buitenbeen, een schipbreukeling in spe, uiteindelijk een meester in de rechten. Stukken jeugdwerk die aardig zijn, herkenbaar uiteraard, worden afgewisseld met stukken getiteld feit en fictie, waarin de eerste uitleg opduikt – bijvoorbeeld wat een hoarder is, een prepper en zelfs een terrorist – met stukken over het plan van de documentairemaker, met fragmenten van de daad van Joris, met locatieverkenning, met lijstjes citaten uit een notitieboek van Joris, met een lijst van mogelijke vragen van Gaaistra, met een lijst van titels, met van alles en nog wat.

Niet bij te benen. Het maakt de roman op z’n zachtst gezegd fragmentarisch, maar dan niet op de manier van laten we zeggen fondsgenoot Chrétien Breukers, maar eerder als los zand dat door je leesvingers glipt. En dan zijn er ook nog stukken van het ‘internet’ opgenomen, een al dan niet bestaande thesis in een ander lettertype, een stuk uit het Filosofie Magazine over waanzin, Het lemma shoot-out uit de Van Dale, een stuk uit een filmlexicon over de film Showdown. Heel erg onnodig. De toch wel iets te veel opsommingen werken ook niet mee.

De taal van Gaaistra is te hoogneuzig. Eerder dat van een Leidse student of ambtenaar.

Hij koos voor een studie in de rechten omdat hij niks anders kon verzinnen. Hij koos ervoor rechtsgeleerde te worden omdat zijn vader dat wilde. Hij koos voor een loopbaan in de jurisprudentie omdat hij rechtvaardigheid een groot goed vond. Hij koos ervoor om het complex van rechtsregels te doorgronden omdat hij de ambitie had het rechtssysteem te doorgronden

Tot welke slotsom is hij gekomen? Of houdt hij zich verre van elke gevolgtrekking van al die stupide conclusies en ranzige hypotheses waaraan ik mij bezondig?

Et cetera. Iets dat je eerder van meester Hoogbloed zou verwachten en ook zou kunnen verdragen gezien zijn afkomst, rebelsheid, bipolaire insteek en opleiding. De brieven uit het gevang zijn het beste in deze roman. Interviews die Gaaistra houdt met mensen uit de kring rondom Hoogbloed kunnen er soms goed mee door, laten de echte Drehmanns even doorschemeren, geven aan waar de potentie van deze roman eigenlijk lag: een strakke novelle in mensentaal. Zonder uitleg. Laat de lezer zelf maar uitvogelen hoe het zit. De meesten weten wel wat bijvoorbeeld S5 betekent. Deze roman hinkt te veel op een massa aan verschillende gedachten. Peter, je kunt zo veel malen beter. Opnieuw beginnen, ditmaal een mooi ingehouden verhaal, wellicht eens niet over de teloorgang van de wat oudere man.

En dan is er tot slot het moment waarop Gaaistra met camera op de vrijlating van de delinquent wacht, de plot, het glorieuze eindsignaal voor de lezer.

Ben je nerveus nu het lang verbeide ogenblik eindelijk daar is? Welt er iets in je op, trilt er iets in je pijnappelklier, schieten de neurotransmitters als flipperkogels van je zenuwcellen naar je spiercellen? […] hij beweegt nu zodanig dat de zon precies in mijn gezicht schijnt. […] zijn omstraalde hoofd is wat je nu ziet. De verschijning des Heren. Sol Invictus. Mijn oogleden knipperen: het beeld trilt, zijn gestalte verbrokkelt. En ik: versteend door het enorme zonneoog dat mij aanstaart.

Guus Bauer

Peter Drehmanns – Het slapen op de koude vlakte. Vleugels, Bleiswijk. 256 blz. € 24,95.