De afdruk van huiselijk geweld

Een opvallende verschijning op de onlangs bekendgemaakte longlist van de Libris Literatuur Prijs is de roman Blauwe tomaten van de Curaçaose schrijfster Elodie Heloise. Gelukkig staat de Nederlandstalige literatuur uit Suriname en de Caribische eilanden de laatste jaren weer wat meer in de belangstelling, maar toch komt het niet vaak voor dat er een Nederlandstalig Caribisch boek doordringt tot de favorieten van een Nederlandse jury. Zeker niet van een Caribisch auteur die ook nog op de eilanden woont. In Nederland zijn de bekendste auteurs van Curaçao nog altijd de naoorlogse ‘grote vier’ Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Frank Martinus Arion en Tip Marugg, terwijl er inmiddels een hele generatie na hen is opgestaan die bevlogen schrijft over maatschappelijke misstanden. Elodie Heloise past met haar geëngageerde romandebuut goed in deze nieuwe generatie Caribische auteurs. En met een proloog die herinnert aan Tip Maruggs klassieker De morgen loeit weer aan, plaatst ze zich ook mooi in de traditie.

Blauwe tomaten schetst geen vrolijk beeld van Curaçao. Een grote rol in het verhaal speelt een opvanghuis voor zwervers en alcoholverslaafde mannen, ‘alle hopeloos losgeslagen en dolende zielen’ die in Willemstad rondhangen en last veroorzaken. Kuida Próhimo – ‘Verzorg je naaste’ in Papiamentu – heet het huis toepasselijk en de zeventigjarige shon Mi zwaait er als een strenge maar geduldige moeder de scepter. Volledig gerund door vrijwilligers, laat de Curaçaose overheid het opvanghuis en zijn bezoekers links liggen en dreigt met afbraak om er projectontwikkelaars hun gang te laten gaan. Tussen die bezoekers zit ook de stille Wesu, een lange magere man die zijn dagelijks ‘shots’ bij de snek haalt en zijn roes uitslaapt in Kuida Próhimo. Herinneringen aan een heftig verleden moet hij wegdrinken. Bij pastoor Bree in de parochie in de binnenstad doet hij af en toe klusjes. Die binnenstad is smerig:

Bierblikjes, sigarettenpeuken, papier en plastic. Naast de vuilnisbak gemieterd. Iemand heeft een drol achtergelaten. […] Een vrouw steekt de straat over. Ze is alleen. Wesu fluit op zijn vingers. Ze zwaait zonder om te kijken. Ze heeft de dertien buurtkinderen die nog geloven dat ze een toekomst hebben al lang op school afgeleverd. […] Ze ontwijkt de plekken waar de zwervers en hoeren nog liggen te slapen of waar zij het afval van hun nachtleven hebben achtergelaten. Uit de steeg die hij passeert ontsnapt een pislucht.

De roman begint met de aankomst van het jonge Nederlandse stel Dominique en Marlon op Curaçao. Marlon komt oorspronkelijk van het eiland en heeft een baan aangenomen als gymleraar op een middelbare school. Zijn ouderlijk huis was in de familie gebleven en stond leeg nadat zijn vader overleed en zijn moeder Marie en tante shon Mi kleiner gingen wonen. Beide vrouwen hebben een groot sociaal hart dat al meerdere keren botste met de autoriteiten. Dominique is journalist en ook zij bracht haar vroege jeugd door op het eiland maar remigreerde naar Nederland met haar moeder toen ze acht jaar was. Een vlucht was dat: haar vader mishandelde haar moeder. Nooit spraken ze daarover. Het eiland van haar jeugd begint echter herinneringen los te breken waar Dominique steeds moeilijker weerstand aan kan bieden. Juist ook als Marlon en zij Kevin in huis nemen, een leerling die thuis mot heeft met een gewelddadige stiefvader. Bovendien hoort Dominique de stem van haar overleden grootmoeder in haar hoofd die voeding geeft aan haar stormende gedachtes. Want waarom sloeg haar vader haar moeder? Wat was dat voor relatie waar zij uit voortkwam? En wat zegt dat over haar?

Wat is houden van? Ze weet er geen moer van. Zoals er zoveel is dat ze niet weet. Niet nu zij zich in deze deinende brij van onrust bevindt. Want wat ze wel weet, is dat wat het ook is, het eraan komt. Met denderend geweld. Onafwendbaar. Zoals de zee haar golven tegen de kust aan kwakt. Wat wordt hier opengetrokken?

Ondanks dat Dominique duidelijk het centrale personage is, bouwt Heloise haar verhaal op vanuit meerdere perspectieven. Ook Marlon, shon Mi, Kevin, haar moeder Hannah, Marie, Wesu, pastoor Bree en zelfs ook de minister van sociale zaken en buurvrouw Nora krijgen eigen hoofdstukjes in de negen delen die de roman rijk is. Allemaal vullen ze stukje bij beetje een deel van het verhaal in, dat door die verschillende perspectieven rijkgeschakeerd en intermenselijk wordt. Waar in het begin van de roman de personages nog sterk in zichzelf gekeerd zijn, kent de loop van het verhaal een patroon van steeds meer openheid en eerlijkheid. Waar mensen hun relaties verdiepen, door open te zijn naar elkaar en hun gedeelde verleden, kan heling beginnen, lijkt Heloise te zeggen. Dat klinkt therapeutisch, maar Heloise maakt er een soort oerkracht van, in beweging met de wind, de zon en de zee van Curaçao.

Mooi aan Blauwe tomaten is ook het (dubbele) contrast tussen Curaçao en Nederland. Aan de ene kant ervaart Dominique een enorme lichtheid en vrijheid op Curaçao: ‘De ruimte die in haar hoofd ontstaat door de passaat die aan haar haren trekt, haar ermee in het gezicht slaat, haar volle aandacht opeist’. Nederland is daartegenover het koude, kille land, waar de mensen in zichzelf gekeerd zijn, maar alles wel goed geregeld was. Aan de andere kant wordt ze juist op Curaçao geconfronteerd met de zwarte bladzijden uit haar verleden die haar in zichzelf opsluiten; hier zal ze door de ellende heen moeten om weer echt te kunnen leven. ‘Freedom is what you do with what has done to you’, zegt een van de motto’s. Blauwe tomaten is een warm-menselijke roman die gezicht geeft aan de ketting van misbruik waar Curaçaose families in gevangen kunnen zitten. Het beeld van de blauwe tomaten als de afdruk van huiselijk geweld die slechts langzaam vervaagt, is tegelijkertijd wrang en hoopvol. Want wat vervaagt, zal uiteindelijk verdwijnen.

Martijn Nicolaas

Elodie Heloise – Blauwe tomaten. In de Knipscheer. Haarlem. 400 blz. € 23,50.