Kalm, zonder begin of eind

Een redacteur van Tzum raadde me de dichtbundel Ik mis je van dichtbij het meest van Iris le Rütte aan. Ik begin me af te vragen waarom. De gedichten zijn erg zoet en misschien zijn de teksten nauwelijks gedichten te noemen. Een lezer kan er wat wee en klef van worden. Natuurlijk, misschien kwam ik over als een woeste barbaar, een ongenuanceerde klootzaak, misschien was ik getroebleerd, gekwetst en mentaal labiel, en dacht hij dat ik iets zoets nodig had; ik sluit niets uit.

Alle gedichten zijn een soort momentopname: een foto in woorden. Je kan er helemaal rustig van worden, zen. Je kan vredig gaan dromen, als je er een paar leest, vlak voor het slapengaan. De bundel achter elkaar lezen zou ik niet aanraden. Gezegd moet ook worden dat van de dichteres tekeningen in de bundel staan, en over haar een biografie van drie pagina’s. Een gedicht dan maar eens:

Terloops

Geen horizon vandaag
alleen nog lucht en water.

Een roofvogel op een paal
kijkt mij even aan
en staat dan achteloos toe

dat ik een moment
besta.

Misschien is dit op een strand. Een ik-figuur ziet in de verte de lucht en de zee in elkaar opgaan. Op een strandpaal zit een roofvogel. Een vogel in de ogen kijken, heeft iets magisch, iets mystieks. Het is vervolgens wel nederig dat de roofvogel toestaat dat de ik bestaat, maar dat gevoel kan het oproepen: even die verbinding. Daar blijft het echter bij, het blijft terloops. Soms wordt het wat symbolisch:

Voorafgaand

Dit is zo’n dag. Zwembadstemmen.
De zon lacht hard en vrijt
zich vast in de kaalblauwe hemel.

Granaatappels vallen
als verbleekte fresco’s
van de muren en verdwijnen
in het stof van het pad

waarover de tijd wandelt
kalm, zonder begin of eind.

Een vrijende zon is leuk gevonden. Toch is dit gedicht ook weer precies zo’n beschreven foto. De lucht is blauw, het is warm. Verf bladdert van de muur. We zijn helemaal zen. De beschrijving ‘kalm, zonder begin of eind’ past mooi bij de hele bundel. Je wordt steeds even in een ander moment getrokken, wordt even rustig. Toch beklijven de gedichten niet. Ze zijn te vrijblijvend, te kalm. Er staan ook gedichten in, die wel erg cliché zijn, en ik verder zonder bespreking laat:

Altijd

Ik miste je
al voordat ik
je kende.

Het meeste poëtische gedicht is misschien het volgende:

Kil

Mijn gedachten waaien op
als een zwerm spreeuwen
boven het opengereten land.

Ploegsporen in een kille lente.
Jij bent plots dichtbij.
De aarde rilt even.

Herinneringen ontstaan
uit schraalheid.

Het beeld van gedachte ‘als een zwerm spreeuwen’ is wat ingewikkeld. Blijven de gedachten in het hoofd van de ik, of verlaten ze het hoofd? Is er in het hoofd ook iets ‘opengereten’? Dat is juist goed: een lezer kan zich verwonderen, ergens wat bij stil staan. Het is lente, maar het is nog koud. Boeren zijn al aan het ploegen. ‘De aarde’ kan nog steeds iets zeggen over het hoofd. Het woord ‘schraalheid’ verbindt het land met de huid (het hoofd). Dat pakt de vergelijking mooi samen. Als het hoofd weinig ‘goede’ voeding krijgt, ontstaan herinneringen. Zouden herinneringen dan eerder ontstaan over negatieve gebeurtenissen? Zit er ook een soort herinnering in het land zelf? Misschien is juist een gedicht met de titel ‘Kil’ een gedicht waar wat over gedacht kan worden, terwijl een gedicht als ‘Terloops’ iets moois laat zijn, en weer verdwijnt.

Erik-Jan Hummel

Iris le Rütte – Ik mis je van dichtbij het meest. Metamorphose, Amsterdam. 128 blz. € 26,50.