Prooi voor man en dier

De weidse wildernis is na vier romans en twee verhalenbundels alweer Lauren Groffs zevende publicatie. Aan de andere kant van de oceaan oogst Groff (Cooperstown, New York, 1978) steevast grote lof: haar boeken werden genomineerd voor prestigieuze prijzen en Furie en fortuin was in 2015 het favoriete boek van Barack Obama. In het Nederlandse taalgebied – veel van haar boeken zijn in vertaling gebracht – wil het nog niet zomaar lukken. Zou daar met De weidse wildernis verandering in komen?

Een jonge vrouw rent door het bos. Ze is op de vlucht, ontsnapt. Het is winter, ijskoud, het sneeuwt. Ze is alleen, moederziel alleen. Overleven moet ze, meer niet. Lauren Groff heeft deze vrouw, dit meisje, neergezet in zeventiende-eeuws Amerika, dat dan nog geen Verenigde Staten is. Ze is een bediende, een wees, meegenomen van Londen naar de oostkust van Amerika door de familie die haar bezit. Ze is al vanaf haar vierde kindermeisje voor de arme, lieve Bess. Maar Bess heeft de pokken niet overleefd. En daarom vlucht Lamentationes uit de kolonie, om te overleven, met slechts medeneming van een gestolen mantel, schoenen en leren handschoenen. Vanzelfsprekend wachten haar in de wildernis ontberingen en ellende, want klein, knokig en uitgemergeld: een prooi voor man en dier.

De weidse wildernis blinkt uit in voorspelbaarheid. Zijn het niet hagelbuien met messcherpe hagelstenen, dan is het wel een roedel wolven of een woeste beer. En dan is er natuurlijk ook nog de man:

De man was niet vanouds hier inheems. Dat zou het meisje hebben geweten als ze hem had kunnen zien. Maar wat hij wel was zou ze zeer moeilijk hebben kunnen doorgronden. Hij leek half dier, half mens. Mensenogen lagen verzonken in een viltige dichte haardos die vanaf de kruin samengegroeid was met het baardhaar en het haar op zijn rug, schouders en borst, zodat hij een smerig, slodderig, piekerig haarpak leek te dragen waaruit zijn onderarmen en onderbenen staken.

Ook dat allemaal overleeft Lamentationes. Op inventieve wijze weet ze voedsel en vocht aan de natuur te onttrekken en een provisorisch bootje brengt haar in de richting waar ze heen wil. Tot zover, niets dan goeds: het biedt Groff namelijk volop ruimte om uit te weiden in natuurbeschrijvingen, de weersgesteldheid en de ermee gepaard gaande tegenslagen. Het is dan ook weinig verrassend dat het meisje uiteindelijk terugkeert ‘naar alles wat ze geweest was voor het leven’. Een whodunnit is De weidse wildernis zeker niet, maar wat het wel is, blijft onduidelijk. Ook onduidelijk blijft of deze vijfde roman Lauren Groff alhier een doorbraak kan bezorgen.

Wiebren Rijkeboer

Lauren Groff – De weidse wildernis. Vertaald door Lucie Schaap. De Bezige Bij, Amsterdam. 268 blz. € 21,99.