Iedereen kan met ons doen wat ze willen

Het is een beetje als overpeinzen wat je al lang overleden ouders gedacht zouden hebben van hedendaagse ontwikkelingen. Maar in de pastiche Het Genootschap, waarin Wim Huijser opnieuw Maarten en Nicolien Koning, de dus fictieve alter ego’s van Han en Lousje Voskuil, tot leven wekt, gaat het om veel meer. Het is een ode met een dikke knipoog aan Voskuils werk, een deskundige terugblik daarop, maar vooral een heel vermakelijk avontuur.

Het is al de derde keer dat Wim Huijser Maarten en Nicolien Koning in recente jaren laat leven. Eerder verschenen van zijn hand Aan de wandel (2022) en Op Pieterpad (2023) met Voskuils literaire scheppingen in een door Huijser naar zijn hand gezette rol. Dat is misschien ook wel het moeilijkste punt aan dit nieuwe, voor Voskuil-liefhebbers onontbeerlijke boek: hoe vaak kun je een beroep doen op het begrip pastiche zonder dat het ongemakkelijk begint aan te voelen?

Maar laten we ons beperken tot het boek zelf. Dat is zo gewiekst opgezet (‘Iedereen kan dus met ons doen wat ze willen.’), dat niemand in de war kan raken. Huijser weet duidelijk heel veel van Voskuils oeuvre en dat weeft hij er kundig en nooit opdringerig doorheen. Zelfs zijn eigen boek Aan de wandel staat er in. Maarten Koning is bij de presentatie, Nicolien natuurlijk niet, die houdt niet van zulke gelegenheden. Maarten ook niet echt, maar al doende blijkt zo’n boekhandelsevenement hem nog best mee te vallen. De volleerde Voskuillezer gnuift. En zulke momenten zijn er vele.

Al sprekend voelde Maarten de spanning uit zich wegglijden. Dit was uiteindelijk het beste wat hem kon overkomen: dat hem het woord werd gegeven. Dat betekende dat hij zich niet hoefde over te geven aan allerhande oppervlakkige prietpraat in een veel te volle ruimte waarin hij de ander nauwelijks zou kunnen verstaan. Laat staan dat hij ook nog eens belangstelling zou moeten veinzen. Nee, het beste was om maar zo lang mogelijk het woord te houden en de tijd zijn werk te laten doen. Aan alles kwam op die manier een eind. Over een halfuur kon hij weer in een stiltecoupé zitten en het boek van zijn strik ontdoen. Een uur later zou hij weer thuis zijn en de deur veilig in het nachtslot trekken.

Je moet als lezer goed weet hebben van de ontwikkelingen in het nog steeds uitdijende Voskuil-universum, waarin namen, pseudoniemen, alter ego’s, plekken en tijden allemaal zo hun eigen betekenis hebben. Zonder voorafgaande lezing van op zijn minst Het Bureau, valt er aan Huijsers ‘modern feuilleton’ niet veel te beleven. Maar weet je wél wie Klaas de Ruiter is, Frida Vogels, Bert Weijde en Dé Haan, herken je het echtelijk gekibbel, het geklets over dorsvlegels en oude kaarten met wandelpaden die tegenwoordig doodlopen op snelwegen en spoorlijnen, dan kun je met Huijsers boek de na Voskuil gevallen leegte prettig vullen. Je leest geen Voskuil, maar het sluit er wel prachtig op aan. Overigens niet alles. Zonder meer gedenkwaardig in Huijsers boek is het korte moment van zelfreflectie van Nicolien:

‘Sorry,’ zei Nicolien zacht. ‘Ik was misschien een beetje onredelijk.’

Opzet van dit ‘feuilleton’ is de oprichting van een schrijversgenootschap, zoals er in ons land nog talrijke zijn. Kleine groepen, veelal gepensioneerde liefhebbers van het werk van een schrijver. Ze houden lezingen, in een enkel geval verlucht met lichtbeelden, en verzenden ‘nieuwsbrieven’ (‘Wij beamen niets. Er is alleen gesproken woord.’). Het fictieve Voskuil-genootschap lijkt zich eerst ook tot zoiets te ontwikkelen, tot de penningmeester met de fraaie naam Sylvie de Vragende de jongere boekverkoopster Coosje van Well, met wie zij al snel een relatie begint, binnenhaalt. Coosje is mediageniek, heeft een groot netwerk en blijkt in staat honderden nieuwe leden te interesseren door even op tv verschijnen.

Het genootschap begint echter zijn bestaan met het voorzichtig polsen van Maarten, of hij misschien erelid wil worden. Hij stemt schoorvoetend toe, zoals hij ooit ook zijns ondanks bij het A. P. Beerta-Instituut begon. Daarna speelt Huijser een ingenieus spel met namen, tijden en gebeurtenissen. Daarbij klinkt duidelijk door dat de eerste, recent gepubliceerde dagboeken van Voskuil, niet alleen Elsbeth Etty weinig kunnen bekoren, maar veel anderen evenmin. Zelfs Maarten en Nicolien zitten er over te pruttelen. En het moet gezegd: Huijsers verrassend gecomponeerde gedachteoefening is heel wat aangenamer om te lezen dan die vaak nogal deprimerende dagboeken.

André Keikes

Wim Huijser – Het Genootschap. Noordboek, Gorredijk. 296 blz. € 22,90.