Mariken van Nieumeghen en Marie uit Luister van Sacha Bronwasser

Iedere professionele lezer heeft weleens de sensatie dat hij iets ziet in een boek wat nog nooit iemand anders heeft gezien. Het Helena Antoinetta Kroon-moment zullen we dat noemen, naar een studente die rond 1925 in het handschrift van Vanden vos Reynaerde het acrostichon ‘BI WILLEME’ vond. Waarschijnlijk heb je daarvoor een onbevangen, maar wel geschoolde lezeres nodig die ziet wat honderden onderzoekers voor haar niet zagen. Het acrostichon lag al klaar in de tekst, maar niemand zag het, las het.

In Luister van Sacha Bronwasser is zien en kijken een belangrijk motief. Marie, de hoofdpersoon, heeft een opleiding in de fotografie afgebroken en vertrekt naar Parijs, waar ze weer blanco als au pair begint: de mensen zijn nieuw, de straten zijn nieuw, het leven krijgt een nieuwe wending. Dat ze haar studie fotografie heeft afgebroken komt dankzij haar docente Flo, die onder het mom van een vergaand mentorschap, Marie aan het inpalmen is. Die inmenging in het leven van de jonge studente gaat vrij ver: niet alleen leert Marie veel via de boeken over fotografie die ze van Flo krijgt toegeschoven, ook haar dagelijkse bestaan wordt gekleurd door Flo: kleding, voedsel en zelfs haar naam die door Flo gereduceerd wordt tot M. Pas veel later blijkt er niet echt van interesse in haar persoon sprake was, maar dat ze gebruikt is voor een kunstproject van Flo.

Bij een naam die teruggebracht wordt tot de letter M denk je als Neerlandicus meteen aan Mariken van Nieumeghen die door Moenen (met het ene oog) ingewijd wordt in de zeven vrije kunsten. Ik las wat recensies, maar ik las dat nergens dit intertekstuele verband werd genoemd (of ik heb de verkeerde recensies gelezen, dat kan natuurlijk ook). Mijn Helena Antoinetta Kroon-moment was bijna daar. Al mag je bij het leggen van intertekstuele relaties vrij ver gaan, dit leek me wel heel erg voor de hand te liggen. Ik kon de allusie ook meteen toetsen, want ik interviewde Sacha Bronwasser vanmiddag in dBieb in Leeuwarden.

Het antwoord op mijn theorie was een beetje ontnuchterend, want Bronwasser had die verwijzing niet bewust aangebracht. De M is een letter die wel vaker gebruikt wordt in de kunsten, maar het is zeker een letter die in de stad Parijs vrij zichtbaar is: is het niet de M van de metro, dan is het wel de M van McDonald’s. In de pauze van het gesprek zei een vrouw uit de zaal dat Moenen met het ene oog goed bij mijn theorie paste, want met het zicht van Flo loopt het ook niet helemaal lekker af. Het werd dus geen Helena Antoinetta Kroon-moment, wel een door de schrijfster goedgekeurde intertekstuele verwijzing. ‘Ik ga die in het vervolg ook gebruiken.’

Coen Peppelenbos

(foto: © Alfred Vegter)