Van courgettes en koriander

Schuilhuisje, het debuut van Lena Kurzen (die/diens, 1982) legt op humoristische wijze bloot hoe het er in een relatie aan toe kan gaan als beide partners weliswaar continu op elkaars lip zitten, maar niet de moeite nemen gedachten en gevoelens daadwerkelijk met elkaar te delen. Het is ook maar de vraag in hoeverre dat laatste mogelijk is. Verlangens en ongenoegens kunnen elkaar in zo’n hoog tempo afwisselen, dat het niet bij te houden is. Hoewel de lezer het hele boek zit opgesloten in de hoofdpersoon, bevindt hij zich in allesbehalve een schuilhuisje. Hij is juist overgeleverd aan een constante stroom bizarre en tegelijkertijd herkenbare gevoelens en gedachten. Het is beklemmend, maar omdat Kurzen de overdrijving inzet, is het absoluut ook hilarisch.

Een man van in de vijftig heeft een relatie met een heel wat jongere vrouw. Het stel werkt in coronatijd vanuit huis en zit aan de keukentafel, beiden achter een laptop. De man heeft hiervoor al een andere relatie gehad, waaruit een zoon, Joris, is geboren, die inmiddels volwassen is, maar met wie de man geen contact meer heeft. Je leest het verhaal vanuit de jongere vrouw, de ik-persoon, en het is gericht aan de man, in de jij-vorm. In feite lees je wat zij hem eigenlijk allemaal had willen vertellen, maar wat zij duidelijk niet doet, waardoor de spanning hoog oploopt.

Er zijn een paar constanten in het werk. De vrouw wil graag een kind van de man, maar bij elke toespeling draait de man eromheen of negeert deze volkomen. De man is extreem geordend, doet zo vol overgave de was, dat waarschijnlijk geen enkele vrouw haar echtgenoot ooit op deze wijze de was heeft zien doen. Hetzelfde geldt voor het beheren van zijn afvalcontainer. In het verlengde van dit perfectionisme ligt de liefde van de man voor zijn kostbare bonsaiboom. Dan zijn er de cavia’s, die dienen als ‘gezinsuitbreiding’, maar die het al snel moeten ontgelden vanwege een onuitgesproken ruzie over het verzorgen van de bonsaiboom.

Net als de cavia’s bevinden de twee hoofdpersonen zich ieder in een schuilhuis. De man gaat na een kort gesprek vaak algauw over op zijn werk: ‘Ik kijk op, jij hebt je leesbril alweer opgezet en bent verdwenen in een van je tabellen, maar op je lippen zie ik nog een kleine glimlach.’ Waarom hij zijn zoon nooit meer ziet, weet de ik-persoon niet. Ze vraagt nooit door, of krijgt geen antwoord. Er is continu een soort oppervlakkige conversatie gaande tussen de twee, maar daaronder bevindt zich een onpeilbare diepte. Voor de lezer is die van de ik-persoon bekend, maar die van de man niet. Bovendien moet de lezer machteloos toezien hoe de ik-persoon haar verlangens en ergernissen verzwijgt, waardoor steeds meer misverstanden elkaar opvolgen. Ook zal vast iedere lezer zich afvragen hoelang hij het zelf zou uithouden in deze beknellende wurggreep.

Er is sprake van een onderkoelde, haast eentonige verslaglegging van de binnenwereld van de vrouw, als reflectie op het alledaagse gekeuvel aan de keukentafel, waarin Kurzen met regelmaat als tegenhanger de overdrijving inzet. Daardoor kom je in hilarische situaties terecht. Zo heeft de jonge vrouw een hele poos vrede met de eerdere relatie van de man, omdat hij zijn vroegere vrouw met een courgette vergelijkt: smakeloos, aan ieder gerecht toe te voegen zonder dat het verschil maakt. De ik-persoon vergelijkt hij daarentegen met koriander: als je een klein beetje toevoegt, smaakt het hele gerecht ernaar. Deze vergelijking met de courgette komt gedurende het verhaal regelmatig terug, omdat Femke, zijn ex, helemaal niet zo courgette-achtig blijkt te zijn:

Het gekwetter aan de andere kant van de lijn gaat door, ik kan niet verstaan wat ze zegt. Je zucht diep, zegt dan op harde toon: ‘Femke, ik ga nu ophangen, we kunnen hier nog een keer over praten als je wat rustiger bent. Ik ga nu ophangen.’ Je drukt haar weg. ‘Zo.’
‘Ze is helemaal niet zo saai en zonder eigen mening als je zei.’
‘Nou, niet als het over Joris gaat dus.’
Ik knik. Dat is wat moeder zijn betekent. Dat je zodra je kind in gevaar komt van een courgette in een madame-jeanette transformeert.

Ook voor de lezer is de ik-persoon de smaakmaker. Zij bepaalt het tempo dat soms hemeltergend langzaam is. De man heeft geheimen, die ze graag wil ontmaskeren, maar ze onderneemt slechts stapje voor stapje actie. Op het laatst wordt dit tempo een beetje een trucje, net als de overdrijvingen. Over het slotakkoord kan ik natuurlijk niet zoveel zeggen. Mij deed het wat aan Beethoven denken: het stuk is groots, maar had al minstens drie keer afgerond kunnen zijn. Dat is geen reden om niet meer naar Beethoven te luisteren, maar ik kom er ’s nachts niet meer mijn bed voor uit.

Dietske Geerlings

Lena Kurzen – Schuilhuisje. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 208 blz. € 22,50.