Paula Stevens: ‘Je kunt niet alles uit een boek halen, je moet het veld in!’

‘Het is de kroon op mijn werk,’ zegt vertaalster Paula Stevens (1955, Leeuwarden) over de Cultuurfonds Vertaalprijs Martinus Nijhoff die ze op 18 april uitgereikt krijgt. Het is de ultieme prijs voor vertalers met 50.000 euro aan prijzengeld. Stevens is net terug van een reis naar Noorwegen waar ze met schrijvers en uitgevers sprak.  ‘Maar ik ga nog niet stoppen. Ik zou niet weten hoe ik anders structuur in de dag zou krijgen.’

Vertalers werken altijd een beetje op de achtergrond, maar als u een vertaling uit het Noors hebt gelezen, dan is de kans groot dat Paula Stevens erachter zit. Romans van Lars Mytting, Herbjørg Wassmo, Johan Harstad, Karl Ove Knausgård, Per Petterson en ga zo maar door. Op een foto op Facebook uit 2006 staat ze naast een stapel boeken die door haar vertaald zijn en toen al was de stapel groter dan zijzelf.

Dat ze uit het Noors ging vertalen heeft met haar jeugd te maken. ‘Vanwege het schaatsen. Iedereen was altijd voor Kees Verkerk en Ard Schenk, maar ik juichte voor de Noren. Ik weet ook nog dat ik van mijn grootouders altijd kinderboeken kreeg uit de serie ‘Scandinavisch Goud’, dus ik ben al heel vroeg in aanraking gekomen met Noorse boeken. We gingen met de familie ook altijd op vakantie naar Noorwegen. Dan stapte mijn vader uit de auto om naar de stilte te luisteren, niet echt iets waar je als puber warm voor loopt. Er was verder helemaal niets te doen, behalve heel veel natuur.’

Stevens ging studeren aan het Scandinavisch Instituut in Groningen dat onder leiding stond van Amy van Marken (de naar haar genoemde vertaalprijs ontving Stevens in 2010) en dat haar specialisatie Noors werd, lag voor de hand. ‘Het was wel een merkwaardig gezelschap. Aan fictie vertalen deden ze niet, het was meer letterlijk vertalen wat er staat, een beetje saai. Met ons negenen hebben we toen wel een collectief opgericht om korte verhalen te vertalen en dat is gelukt: het werd opgepikt door uitgeverij Sara.’

In het begin is het voor een vertaler wel lastig om er tussen te komen. ‘Ik ben toen naar de Frankfurter Buchmesse gegaan en heb daar gepraat met Noorse uitgevers en dan ging ik daarna naar de Nederlandstalige uitgevers terug om ze aan te bieden een leesrapport te schrijven, want Noors kunnen ze toch niet lezen. Bij Manteau heb ik in 1983 mijn eerste zelfstandige vertaling uitgebracht van een roman van Knut Faldbakken. Achteraf denk ik weleens: wat een overmoed had ik toen.’

Stevens is lange tijd scout en redacteur Scandinavische literatuur geweest bij uitgeverij De Geus. ‘Je bent dan wel veel meer bezig met omslagen en budgetten. De Geus had op een gegeven ogenblik wel 27 Noorse en nog meer Scandinavische auteurs. Daarvoor werden de landen uit het noorden altijd wat stiefmoederlijk behandeld door uitgeverijen, maar sinds ze de successen zagen van De wereld van Sofie Jostein Gaarder en Anna, Hanna en Johanna van Marianne Frederiksson, de laatste niet door mij vertaald, is die markt opgebloeid.

Je hebt maar één deel van Knausgård vertaald.
‘Marianne Molenaar heeft het meest van hem vertaald. Ik heb alleen Zoon gedaan, een deel dat ook een beetje apart staat in de serie. Ik zag mezelf niet 8 jaar lang bezig met één auteur. Een beetje afwisseling is wel aardig. Die Noren hebben toch al de neiging om dikke boeken of trilogieën te schrijven. Ik ben nu bezig met de nieuwste roman van Lars Mytting. En de nieuwste Harstad ben ik aan het lezen “Dat is niet zo’n dikke,” zei hij, “slechts 900 bladzijden.” Die ga ik waarschijnlijk samen met Edith Koenders vertalen.’

Hoe werk jij aan een vertaling?
Ik maak eerst een ruwe vertaling. Dan ga ik in een huisje in Hooghalen zitten en dan ben ik de hele dag bezig met vertalen. Als die af is, kan ik een schema maken voor de tweede versie en dan komen de details erbij die je allemaal moet uitzoeken. Mytting houdt bijvoorbeeld van wapens, dan moet je daarover met experts spreken. Pas de vierde of vijfde versie gaat naar de uitgeverij. Ik ga ook altijd praten met de schrijvers, want die geven wel een leidraad voor de vertaling en hun eisen zijn heel verschillend. Per Petterson wil graag dat je dezelfde hoeveelheid lettergrepen gebruikt en Lars Saabye Christensen strooit met alliteraties in zijn tekst waar je ook maar passende varianten op moet verzinnen. Harstad laat meer aan de vertalers over. Die zegt: “Maak er maar wat van.”  Ik luister veel naar luisterboeken als die zijn ingesproken door de auteur zelf. Daardoor krijg je al een interpretatie van de woorden.’

Kun je tegenwoordig nog een beetje rondkomen als vertaler?
In het begin moet je er wel een baantje bij hebben, anders is het niet te doen. Je krijgt een honorarium en als het meezit een werkbeurs van het Letterenfonds. Volgens het modelcontract behoor je ook 2 procent royalty’s te krijgen. Samen met een leenvergoeding van de bibliotheken kun je wel wat verdienen. Dat loopt natuurlijk op als je een bestseller hebt vertaald die veel verkocht en uitgeleend wordt, zoals  Max, Mischa & het Tet-offensief (voor die met Edith Koenders gemaakte vertaling ontving Stevens de Europese Literatuurprijs, CP). Het wordt de laatste jaren wel steeds moeilijker voor vertalers omdat uitgeverijen, ook de grote jongens, niet altijd meer het modelcontract hanteren en de vertaling geven aan de vertaler die het goedkoopste en snelste werkt.’

Is er een schrijver die altijd op je verlanglijst stond, maar die je in al die jaren nooit ergens hebt kunnen onderbrengen?
Ragnar Hovland! Er is ooit één jeugdboek van hem vertaald in Vlaanderen, maar ik zou graag een roman voor volwassenen van hem vertalen. Zo geestig, maar dat associëren uitgevers niet echt met Noorse literatuur. Misschien moet ik mijn prijzengeld daaraan besteden.

Erlend Loe heb je ook vertaald, ook geestig, maar daar verschijnt niets meer van.
Die is nu vooral recensent. In het begin waren zijn boeken wel succesvol, maar dat liep geleidelijk aan terug. Je kreeg ook een beetje het idee dat hij zichzelf aan het herhalen was. Op een gegeven moment stopt een uitgeverij dan met een auteur.

Heb je je dankwoord al af?
Alleen nog maar in mijn hoofd. Maar het gaat over de bibliotheek van de vertaler. Dat zijn niet de boeken, maar de mensen met wie je in contact komt bij je research. Ik heb ontzettend veel over boten geleerd in het visserijmuseum in Zoutkamp bijvoorbeeld. Ik weet van een visboer hoe je een vis moet vlinderen. Ik heb ook zeisles gehad bij het Groninger Landschapsbeheer omdat ik dat nodig had voor een vertaling. Je kunt niet alles uit boeken halen, je moet het veld in!

Coen Peppelenbos

Dit interview verscheen eerder in een iets kortere versie in het Dagblad van het Noorden en in de Leeuwarder Courant op 13 april 2024.