Gewichtloze politisering

Gedurende de laatste drie, vier decennia van de twintigste eeuw verloren politieke partijen in moderne democratieën een groot deel van hun leden. Van een top van een gezamenlijk ledental van bijna 800.000 in Nederland rond 1955, zakte dat naar iets meer dan 300.000 rond 2000. Daarna is sprake geweest van een lichte stijging tot bijna 400.000. Bedenk dat deze cijfers moeten worden afgezet tegen bevolkingsaantallen van Nederland van nog geen 11 miljoen in 1955, 16 miljoen in 2000 en de bijna 18 miljoen van nu.

Voor politicologen is die daling aanleiding voor de uitspraak ’the party is over’. Dan bedoelen ze dat de partijen niet langer de massaorganisaties zijn van weleer. Toen ze dat nog wel waren, vervulden ze veel meer functies dan huidige partijen doen. Hun communicatieve, articulerende en socialiserende functies zijn overgenomen door belangengroepen en sociale media, terwijl ze als sociaal bindmiddel aantrekkingskracht verloren onder invloed van individualisering. De hoogtijdagen van politieke partijen, van ruwweg het laatste kwart van de 19e eeuw tot de jaren 1960/70, kunnen worden beschouwd als de periode van de partijendemocratie en van de massapolitiek.

Wat kwam daarna? Allerlei politiek-maatschappelijke instituties liepen leeg, niet alleen partijen, maar ook vakbonden, terwijl technocratisering van de politiek politisering van maatschappelijke kwesties terugdrong. Maar de opkomst van populistische bewegingen en partijen (het doet krampachtig aan om een politieke organisatie met één lid als partij te kwalificeren, maar vooruit), leidde tot nieuwe politisering, die de Duitse historicus Anton Jäger in zijn essay Hyperpolitiek, extreme politisering zonder politieke gevolgen de fase van antipolitiek noemt.

Wat is dan die hyperpolitiek van de titel? Dat is volgens Jäger een sterk geïntensiveerde antipolitiek, die wél van alles en nog wat politiseert, maar die ten gevolge van gebrek aan institutionalisering in partijen en/of andere min of meer stabiele organisaties, vluchtig is en daardoor geen veranderingen afdwingt. Black Lifes Matter, Vijf Sterren Beweging, Occupy, La France Insoumise, het zijn zo maar wat voorbeelden van de vele bewegingen en partijen, die snel massa’s mensen op de been wisten te brengen voor hun systeemkritiek, maar even snel weer inzakten, meestal zonder iets substantieels tot stand te hebben gebracht.

De huidige, alomtegenwoordige politisering leidt niet tot politieke actie, dat wil zeggen: tot effectief politiek handelen, aldus Jäger. Voor effectief politiek handelen zijn politiek-maatschappelijke instituties nodig, organisaties met lange adem die blijvend druk kunnen uitoefenen en mensen binden. Nu laat zich dat makkelijk inzien door terug te kijken naar de periode van de massapolitiek. Het punt is natuurlijk dat ‘men’ de afgelopen vijf decennia in toenemende mate bedankt voor dergelijke massaorganisaties, wat er onder meer samenhangt dat ‘men’ ook niet meer in massaverband – in fabriekshallen bijvoorbeeld – zijn werkende leven doorbrengt.

Mensen mobiliseren om in actie te komen gebeurt al enkele decennia vooral via internet en social media en hoewel die media social heten, ontwikkelen de verbindingen die ze leggen zich zelden tot sociale instituties. De reële gebruikers zijn en blijven wat ze zijn: individuen, niet gericht op effectief politiek handelen in organisatorisch verband.
In het laatste hoofdstuk van Hyperpolitiek zoekt Jäger naar ‘archimedische punten’ die her-institutionalisering in enigerlei zin mogelijk moeten maken. Jäger geeft onmiddellijk toe dat wat hij daarover schrijft nostalgisch klinkt. Het mopje dat hij in dit hoofdstuk vertelt is weliswaar erg leuk en veelzeggend, maar hoop biedt het niet.

Hans van der Heijde

Anton Jäger – Hyperpolitiek. Vertaald door Huub Stegeman. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 144 blz. € 16,-.