De onderstaande recensie van Agaat komt uit 2006.

Het verdriet van Zuid-Afrika

Wat weet ik van Zuid-Afrika? Wat iedereen weet: Apartheid, Soweto, Mandela, Boerenoorlog, Paul Kruger, gereformeerden en tegenwoordig ook aids. Alleen de clichés. En het ligt dus erg ver weg, maar als je er heen vliegt, vertelde iemand me, blijf je toch binnen dezelfde tijdzone. Sinds ik de verpletterende roman Agaat las, heb ik het gevoel dat ik veel meer weet en veel meer begrijp, dat ik iets van Zuid-Afrika aan kan raken, hoe raar dat ook klinkt. Maar nog raarder is dat schrijfster Marlene van Niekerk geen van de woorden en namen gebruikt, laat staan bespreekt, die ik hierboven noemde, nou vooruit, alleen ‘gereformeerd’ komt een paar keer voor.

Ze heeft het niet expliciet over de geschiedenis van Zuid-Afrika, niet over de structuur van het land, niet over het ontstaan van de maatschappelijke verhoudingen. Laat staan dat ze met haar roman alsnog achteraf, nu we alles allemaal beter weten, haar gelijk probeert te halen en met allerlei strenge morele oordelen aan komt zetten. Dit is een roman, geen geschiedkundig traktaat. En toch weet ik zeker dat ik nu meer weet, zelfs meer begrijp van de verhoudingen daar en de tragiek ervan.

Van Niekerk schreef een uitvoerige epische roman over Zuid-Afrika zonder ons te overspoelen met een hoop feiten en achtergronden die je toch weer vergeet. Ze wil ons niet laten oordelen maar laten zien. Ze zoemt in op twee tragische figuren, Milla De Wet-Redelinghuys en haar zwarte geadopteerde huishoudster Agaat, die ooit Asagat heette.

De woorden ‘zwart’ en ‘wit’ gebruikt ze vrijwel niet in de context waarmee wij gewend zijn ze te gebruiken. Dit begon me pas op te vallen toen ik al ver over de helft van dit adembenemende boek was, verrek ze heeft het er niet eens over, hoe doet ze dit toch? Natuurlijk komt rassendiscriminatie wel in dit boek voor, maar Van Niekerk expliciteert er niets over, dat is het mooie, ze gebruikt het woord niet eens.

Wanneer Milla bijvoorbeeld op een dag, ergens in de jaren vijftig, de door haar geadopteerde en nog jonge Agaat mee wil nemen naar een toneelvoorstelling, wordt er bij de ingang ineens heel schichtig gedaan, nee, ze mag er niet in. En bij de andere ingang, die van de zwarten beseffen wij, zijn ook problemen want daar mag Milla er niet in.

Van Niekerk maakt met dit soort terloopse scènes een apartheidssysteem ineens invoelbaar, ze vertelt er niet uitvoerig en verontwaardigd over, ze toont en laat zien hoe het werkte. De normaliteit ervan en dat je je er gewoon bij neerlegde. Ze komt dus niet aanzetten met abstracte verhalen, ze toont de verhoudingen door zo precies mogelijk op details in te gaan, door mensen te laten zien in wat ze doen en laten. Hun feesten en begrafenissen, huwelijk, opvoeding, hun angsten, hun dagelijkse strijd. Niet door het steeds te hebben over de zwarten en de witten en dat het allemaal zo naar is, en dat we alsnog verontwaardigd moeten worden, maar door ze te laten zien zoals ze waren en wie weet nog steeds zijn. Opdat we het weten.

Het verhaal is simpel. Boerin Milla Redelinghuys ligt op haar sterfbed, ze lijdt aan een ernstige spierziekte en kan nauwelijks bewegen. Ze kijkt terug op haar leven. Ze is volledig afhankelijk van Agaat, die ze ooit redde uit de meest erbarmelijke omstandigheden, die ze opvoedde, ‘temde’ kun je misschien beter zeggen en die nu verantwoordelijk is voor de gang van zaken op de boerderij en voor Milla’s verzorging.

Agaat en Milla, twee uitermate sterke karakters, hierin is Van Niekerk werkelijk een groot schrijver, zijn al hun hele leven tot elkaar veroordeeld, maar tegelijk ook elkaars steun en toeverlaat. De emoties tussen die twee lopen hoog op. Ooit was Agaat een surrogaatkind voor Milla, die geloofde kinderloos te zullen blijven, maar ze krijgt toch een zoon en hij is de aanleiding voor grote animositeit tussen deze twee vrouwen.

We krijgen een beeld van het harde leven op een Zuid-Afrikaanse boerderij, waarbij de schrijfster ons geen enkel detail bespaart over de langzame aftakeling van Milla en over haar ongelukkige huwelijk met Jak de Wet, die haar slaat, vernedert en zelf krampachtig probeert vast te houden aan de oude Boerengemeenschap.

Van Niekerk bakt bepaald geen zoete broodjes over al deze levens, ze zoekt het niet in mierzoete relatieproblematiek of boerderijromantiek met mooie zonsondergangen. Dit is een keiharde maar tegelijkertijd zachte en tedere roman, hoe ze dat voor elkaar gekregen heeft begrijp ik nu nog niet. Het moet maar een geheim blijven.

Dit boek is ook nog een stilistisch wonder, zelden zulke fraaie beschrijvingen gezien van mensen, landschappen en hartstochten. Niets verbloemend en toch mooi. Van Niekerk koos verschillende schrijfstijlen om haar verhaal op de planken te brengen. Ze laat Milla over de gebeurtenissen in het heden vertellen en grijpt terug naar het verleden via dagboeken die deze vrouw ooit schreef. Langzamerhand wordt het ons, ademloze lezers, duidelijk wat er allemaal in het verleden is gebeurd en hoe dat uitwerkte tot in het heden.

Het mooiste blijft de verhouding tussen Milla en de wonderlijke Agaat, deze prachtige, eigenzinnige, ontembare vrouw, die een klassieke Boeren-opvoeding krijgt, ze kent de bijbel, ze leert en zingt alle liedjes, ze leert Zuid-Afrikaans, maar ze blijft tegelijkertijd vasthouden aan rituelen uit het verleden waar Milla geen vat op krijgt.

Misschien heeft Van Niekerk met de verhouding tussen Agaat en Milla het hele verdriet van Zuid-Afrika in beeld willen brengen, in zoverre vertoont deze superieure roman zeker sterk symbolische trekken. Maar het zou niet juist zijn dit meesterwerk alleen zo te lezen, dan doe je geen recht aan het realistische karakter ervan en aan de zeer aardse uitwerking in een concrete, kleurrijke stijl die niets over wil slaan, die wil dat we alles precies voor onze ogen zien gebeuren. Die wil dat we niets vergeten.

Kees ’t Hart

Marlene van Niekerk – Agaat. Vertaald uit het Zuid-Afrikaans door Riet de Jong-Goossens. Querido, Amsterdam. 580 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 12 mei 2006.