De onderstaande recensie van Een soort Engeland werd voor het eerst gepubliceerd in 2001.

Acteur op drift

‘David Oosterbaan, drieënvijftig jaar acteur.’ Zo staat het op de eerste bladzijde en met hem leven we tijdelijk mee in deze ambitieuze roman Een soort Engeland. Een prul van een man is het: egoïst, hufter en cynicus. We ontwaken letterlijk bij hem op een woonboot en duiken vervolgens met hem de hedendaagse toneelwereld in. Je kunt beter zeggen we kruipen in zijn huid en lopen met hem mee zien zijn visie horen zijn interpretatie.

Een verheven beeld van theater heeft Oosterbaan niet, zijn blik erop is volstrekt cynisch, regisseurs zijn nitwits en actrices zijn doetjes die er alleen geschikt voor zijn om in je bed te belanden. En ook van toneelschrijvers blijft weinig over, hij heeft weinig op met moderne toneelmakers die zich nauwelijks meer iets aan taal gelegen laten liggen. Gelukkig is Oosterbaan niet beter of mooier dan de wereld die hij beschrijft: het is zelf ook zo’n druk en verwaten toneelspelersventje, dat aan één stuk door rebbelt en ratelt en ook tijdens repetitiepauzes doorgaat allerlei rollen te spelen. Dat zeer boosaardig wordt, wanneer hij een veel te jonge actrice niet in zijn bed weet te krijgen.

Of dit beeld iets met de werkelijkheid van de toneelwereld te maken heeft, waag ik te betwijfelen, maar daar gaat het in literatuur natuurlijk niet om, een roman is geen sociologisch onderzoek. We willen als we een boek lezen tijdelijk in de een of andere wereld kunnen geloven en daar dan lekkere of treurige of verschrikkelijke roddelverhalen over horen.

Dit heeft Robert Anker prima voor elkaar gekregen. Al kreeg ik wel eens genoeg van de vlotte babbels van die Oosterbaan, die af en toe een te erge egocentrische schurk is die het klootjesvolk haat, terwijl hij er zelf een huiveringwekkend voorbeeld van is, die vormingstoneel verwerpelijk vindt maar zelf de allergrootste hypocriet is. Anker schmiert er misschien te veel en te lang op los maar echt erg is dat niet omdat er in dit boek een tragische ondertoon hangt die blijft boeien. Het wordt steeds duidelijker dat er ergens in deze op hol geslagen man nog resten van verlangen naar zuiverheid en redding aanwezig zijn die ineens acuut boven komen drijven wanneer hij hoort dat zijn dochter Laura met een overdosis in het ziekenhuis ligt.

De scènes waarin Anker ons meeneemt naar de duistere en verschrikkelijke wereld van het junkendom vormen het hoogtepunt van deze roman. Hier wordt ineens Ankers schrijven het beste dat ik de laatste tijd gelezen heb. Geen luchtig gebabbel en mooipraterij meer, maar pure wanhoop en verbijstering over een wereld waar geen enkele zekerheid telt en waarbinnen de held volkomen kapot loopt. De scène waarin hij de kamer van zijn dochter ontruimt, blijft in me rondspoken met zinnen als: ‘De vuilnisbak heeft geen deksel en is al maanden geleden overgestroomd. De deuren van de kastjes ontbreken of hangen scheef. Sommige zijn met woeste streken zwart andere rood geverfd. De chaos op het metalen aanrecht is volledig. Het raam is afgedicht met vuilniszakken.’ Hier ontbreekt ieder cynisme, maar krijgen we ineens een hartverscheurend beeld van wat in onze maatschappij, als je goed blijft kijken, werkelijk te zien is.

Kees ’t Hart

Robert Anker – Een soort Engeland. Querido, Amsterdam. 268 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 6 juli 2001.