Sfeermakers

Paulien Cornelisse is al tijden als cabaretier en succesvol zelf-uitgevende schrijver een echte sfeermaker in Nederland. Het boekweekessay Hèhè over wat we zeggen zonder dat we het doorhebben, is puur taaltechnische entertainment én wederom een mooi spiegelgevecht met de lezer, met het taalgebruik van ons allen.

Goede boeken, goede essays geven te denken. Na het lezen van Hèhè, ga je als vanzelf bij jezelf te rade. Wat zeg ik eigenlijk precies in de dagelijkse interactie? Wat wil ik precies uitdrukken, wat versterk ik, wat zwak ik onbewust af? Het gesproken Nederlands is een taal die veel gebruikmaakt van zogenaamde modale partikels, woorden die in principe weggelaten zouden kunnen worden, maar die de boodschap net even anders, bijvoorbeeld net even ‘gezelliger’ overbrengen. Communicatie is confusie. Het Nederlands is in dat kader voor een buitenlander, voor iemand die de taal wil leren, wil doorgronden, een lastige klus. Dat zou ook deels verklaren waarom bijvoorbeeld F1-ster Max Verstappen in het buitenland bot en direct overkomt. Het grotendeels ontbreken van de sfeermakers in de voertaal van die sport: Engels.

Als je én gezellig wilt zijn, én eerlijk, dan is er sprake van ‘een spanningsveld’. Ik denk dat Nederlanders zich daarom zo vaak bedienen van sfeermakers in hun zinnen. […] Dit spanningsveld is volgens mij de essentie van de Nederlandse communicatie. […] Dat is stressvol, maar ik denk dat we deze stress op de koop toe nemen omdat we denken dat onze eerlijkheid de gezelligheid ‘echter’ maakt.

Vond je het een mooie film?
Het was me eerlijk gezegd net even ietsepietsie te lang.

Een viervoudige verontschuldiging, afzwakking voor de eerlijkheid: ‘eerlijk gezegd’, ‘net’, ‘even’ en ‘ietsiepietsie’. Wanneer je eigen teksten terugleest, valt er best wat op te schonen, tenzij je juist, bijvoorbeeld in dialogen, gebruikmaakt van deze partikels, als telling details. Waar je al schrijvend juist let op een overdosis van ‘maar’, gebruik je dat in gesprekken vaak te pas en te onpas. ‘Opruimen, ho maar!’ ‘Ik ga maar weer eens.’ ‘Toe maar.’ ‘Geeft u het formulier maar aan mij.’ ‘Wacht maar hoe mooi het wordt.’ Cornelisse wist het natuurlijk wel, maar beseft door deze ‘partikelstudie’ ook des te meer dat de titel van haar eersteling ook een ‘maar’ bevat. Misschien heeft juist dat typische nuancerende ‘zeg maar’ in Taal is zeg maar echt mijn ding wel lezers over de streep getrokken.

Tijdens en na het lezen van het essay van Cornelisse hoor je ineens overal partikels, sfeermakers, verzuchtingen en uitroepen. Maar goed, na een dagje verdwijnt dat besef weer in het dagelijkse taalmoeras.

Cornelisse is in Hèhè informatief en bijzonder geestig. Met cabaretesk zou je het te kort doen. Ze heeft ooit een module semantiek gevolgd, maar benadert de materie niet als een taalwetenschapper. Het maakt dit essay daardoor juist verfrissend, sterk. Een open, enthousiaste blik op de nuances van onze taal. Zaken die we eigenlijk zo maar voor lief nemen.

In het najaar van 2023 vertrok Cornelisse met haar gezin naar Sheffield in de UK. Net zoals bijvoorbeeld aan de Universiteit van Münster in Duitsland de opleiding Nederlands goed wordt bezocht, is het Nederlands ook in Sheffield populair, valt het bij het Department of Germanic Studies als hoofd- of bijvak te volgen. Het is opvallend hoeveel jonge mensen in elk geval in Europa Nederlands leren, waar de studies moderne talen, zoals Duits en Frans, hier moeite hebben om geïnteresseerden te trekken.

We doen – onder het motto ‘doe maar gewoon, dan doe je als gek genoeg’ – onze taal eigenlijk veel te kort. Op ethnologue.com kun je lezen dat er om en nabij de zevenduizend verschillende talen zijn en dat het Nederlands op nummer tweeënzestig staat, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers: pakweg vijfentwintig miljoen. Niet slecht. Beslist niet. Bedenk hoe het anders had kunnen lopen als Tsaar Peter de Grote na zijn bezoeken aan Zaandam en Amsterdam inderdaad het Nederlands als spreektaal had ingevoerd in het toenmalige Rusland. Overzeese gebieden. Nieuw-Amsterdam in plaats van New York. Nou ja. Nederlandse woorden hebben zich via de scheepvaart in opvallend veel talen genesteld.

In Sheffield laat Cornelisse de studenten oefeningen doen met de fijne tussenwerpselen die onze spreektaal zo rijk is. Denk alleen maar eens aan ‘even’. ‘Stuur je me even het antwoord’ klinkt totaal anders dan ‘stuur me het antwoord’.

Voor mensen die Nederlands leren als tweede taal zijn dit lastige woorden, omdat ze strikt genomen niet nodig zijn maar de sfeer van een zin wel veranderen. Omdat we er zelf niet zo vaak over nadenken, kunnen we ook niet helder uitleggen wanneer je ze gebruikt of waar in de zin je ze zet. Ze zijn zo ontzettend gewoon dat ze er mysterieus van worden.

Cornelisse voert haar toehoorders in de collegebanken een scala aan verzuchtingen en uitroepen: ‘soms’, ‘maar’, ‘eigenlijk’ enzovoort. Hoe bizar oer-Hollands moet het voor haar geklonken hebben toen de studenten gesprekjes gingen voeren met gebruik van deze indirecte sfeerbepalers.

Het tweede deel van het essay wijdt ze aan de oorsprong van ‘hèhè’, zoekt verbanden in andere talen, vindt die bijvoorbeeld in het Fins. In de voetnoten komen we daarnaast bijvoorbeeld te weten dat ’top’, in de betekenis van ‘akkoord’ al in 1704 onze taal had verrijkt. Dat ‘jasses’ al in 1612 werd gesignaleerd. Logisch gevolg: Een herdruk van het genoemde Chronologisch woordenboek van Nicoline van der Sijs uit 2001. Een dikke pil om inderdaad van te smullen.

Hèhè is ook een oproep tot tolerantie. Niets zo ergerlijk als vooral ouderen schoolmeesterachtig met het vingertje zwaaien.

Meestal gaat het om fouten die ik zelf niet voel als fout – voor mij maakt het niet uit of je ‘op vakantie’of ‘met vakantie’ gaat – maar sommige mensen hebben daar sterke gevoelens bij die blijkbaar geuit moeten worden.

Cornelisse beantwoordt weleens mails over taalkundige ergernissen, geeft aan dat de mensen weliswaar gelijk hebben, maar dat het ook erg leuk kan zijn om eens zelf te onderzoeken waarom je je zo ergert. Is het wellicht omdat je zelf veel moeite had om de regels er goed in te stampen? Als je je eenmaal realiseert waar die ergernis vandaan komt, kun je misschien wat welwillender en met net zoveel geestigheid op een ‘verbuiging’ reageren als Paulien Cornelisse.

Guus Bauer

Paulien Cornelisse – Hèhè over wat we zeggen zonder dat we het doorhebben . Boekenweekessay. CPNB. 64 blz. € 5,25.

Lees ook de recensie van Miriam Piters over dit boek.