‘voel ik, weet ik, moet ik, steek ik’

De dagen dat Het Liegend Konijn op de mat ploft, zijn hoogtijdagen. Het Vlaamse poëzietijdschrift dat is uitgegeven als een kloeke paperback bevat louter nieuwe Nederlandstalige gedichten en is elke keer weer een feest om te lezen. In elk nummer ontdek ik minstens één goede dichter die ik nog niet kende en in elke bundel staat een nieuw favoriet gedicht. In het eerste nummer van dit jaar is dat ‘Kort gesprek met zeehond’ van Marc Tritsmans, een dichter die ik waardeer vanwege zijn prettige nauwkeurigheid.

Zijn strandsonnet in Het Liegend Konijn vertelt over de afstand tussen mens en dier en de wens die afstand te overbruggen. De zeehond zoekt iets op het land, vermoedt de ik, terwijl hij de zee afspeurt ‘naar iets wat ik / evenmin ooit zal vinden’. Het is geen spectaculair of spitsvondig sonnet, eerder bedachtzaam en met het ‘elkander’ in de eerste terzine ook licht archaïsch. De wending is subtiel en het slot bijzonder krachtig:

Maar als hij in de diepte verdwijnt en me

een tel later een witglanzende, spartelende
vis toont, voel ik, weet ik, moet ik, steek ik
toch bewonderend een duim naar hem op.

Tritsmans’ precisie komt ook naar voren in de noten bij enkele andere gedichten van hem die in deze editie van Het Liegend Konijn zijn opgenomen. Zo leert de lezer dat de cursieve regels in ‘De schaal van Beaufort’ citaten zijn uit de originele omschrijvingen in de Beaufortschaal die in 1805 verscheen. Die schaal verloopt van geen vertier (windkracht 0) via bovenbramzeilkoelte tot zeilen waaien uit de lijken, formuleringen die zo poëtisch zijn dat het zonde is, of je nu een zeiler bent of niet, om ze niet in een gedicht te gebruiken.

Citeren doet ook Benno Barnard, de eerste dichter in dit nummer. Zijn bron staat in de titel: ‘Roodborst (Wikipedia)’. Vrijwel alle informatie over de zangvogel is afkomstig uit de internet-encyclopedie, waar overigens ook de Beaufort-schalen zijn te vinden die Tritsmans gebruikt. De dichter beschouwt de solitaire territoriale roodborst met een antropomorfische blik en laat hem ‘Stomme weerspiegelingen’ denken om zijn geestestoestand te verklaren:

Huis, tuin, auto, bomen, wolken, ik, de zon –
ze zijn één groot, ook hem behelzend iets,
waar hij soms knettergek van wordt:
hij haat het raam. Stomme weerspiegelingen.

Barnards gedicht ‘Hetero’ lijkt een sociaal commentaar op onze tijd waar meer ruimte is voor stemmen van vrouwen en de lhbtq+-gemeenschap (ook in Het Liegend Konijn gelukkig). Barnard stelt een man centraal die zich ‘heel hetero’ aangetrokken voelt tot een onbekende vrouw op straat. Als hij haar uit het oog verliest, blijft het verlangen, het ‘vergezicht’ uit de derde strofe, bestaan: ‘Maar o die wulpse wolken, dat licht!’

Heel aangenaam van Het Liegend Konijn, dat deze keer 170 nieuwe gedichten van 35 dichters bevat, is dat het geen hiërarchie kent; de gedichten zijn alfabetisch geordend op de achternaam van de dichters. Zo kun je na een gevestigd dichter als Tritsmans de onbekende Bo Vanluchene tegenkomen, die nog geen bundel publiceerde, maar van wie wel al vaker werk in Het Liegend Konijn verscheen. Vanluchenes driedelige reeks ‘transgender zwemuurtje’ (de titel doet direct denken aan Het jongensuur van Andreas Burnier) is prachtig. In het eerste gedicht wisselen zwemmers ‘de namen uit / die wij als onze eigen ouders / aan onszelf gaven’. Ouders komen terug als de oerouders Adam en Eva die ook ‘vast startten als vis / voor ze voeten in de aarde kregen’. Alle gedichten in deze reeks zijn doortrokken van woorden en klanken die op elkaar aansluiten. Passend bij het Bijbels taalgebruik is het woord ‘zonde’ dat Vanluchene verbindt met de zee waar het leven vandaan komt en zelfstandig en eigenzinnig gebruikt.

zout proeven & nooit weten
hoe je eigen naam smaakt
zou zo’n zonde zijn

Vlada Darenenkova is een echte debutant. De in Rusland geboren angliste die momenteel aan de Schrijversvakschool poëzie studeert, publiceert in Het Liegend Konijn haar eerste gedichten in het Nederlands. En wat voor gedichten. De jonge ik uit de eerste twee titelloze gedichten, die uit lange stofes en enkele weesregels bestaan, speelt met cijfers en woorden terwijl ze kraaien telt die ‘de hemel bedotten’ en melk moet halen. ‘Topwoordenomdraaister’ wil ze worden. De symbolische lading overschaduwt de reële worsteling van de ik met haar naam niet. Uit ‘waterbekkenvrees’ weigert ze haar nieuwe naam Valeria: ‘buiten gaf ik Valeria aan een kraai / hij vloog meteen weg’.

‘Ik zei ik heb recentelijk carroussels herontdekt’, een verhalend gedicht, heeft de sfeer van de korte verhalen van Judith Hermann in haar onovertroffen bundel Zomerhuis, later: onbetrouwbare herinneringen, intense vriendschappen, leven in het moment en roken. De ik en de je praten langs elkaar heen. Carroussel heeft voor beiden zo’n verschillende betekenis dat het gesprek uitmondt in alledaagsheden over koken. Als de vriend van de je wordt geïntroduceerd, wordt het weer spannend. De ik voelt zich overschaduwd door zijn lichte aanwezigheid en doopt hem ‘Licht’. Ze voelt zich gereduceerd tot ‘schijn’ en ‘mislukt waas’, maar dat zegt ze niet tegen haar vriendin. Ook wat zij eigenlijk is, vraagt ze haar vriendin niet.

toen Licht kwam ging het theater bijna dicht
alleen in de blauwe tent werd er nog gedanst
we bleven buiten – geen spelers geen toeschouwers
Licht wilde bij ons aanschuiven
vroeg aan de tafel ernaast of hij een stoel kon lenen
uiteraard, en of hij een sigaret had
hiervoor moet je bij haar zijn zei Licht
ik keek in mijn pakje en fluisterde: twee laatste
je zei: gebruik jouw dark side
ik doe liever geen moeite voor kleine zonden
dacht ik maar ik deed het pakje dicht
als ik me niet vergis kwamen we niet meer aan roken toe
te moe, de verveling sloeg door en ze gingen echt afsluiten

steeds aan het gissen wat jij bent
ik vermoed er is meer licht dan je zou willen

Het laatste gedicht in de bundel, ‘Saudade’ van Monique Wilmer-Leegwater, sluit mooi aan bij de stichtingstekst van Het Liegend Konijn, een fragment van Paul van Ostaijen over een konijn uit ‘Diergaarde voor kinderen van nu’. De ik wordt in haar stille woning geprikt door veertjes in de bankkussens, ‘hunkerend naar thermiek, regenbuien’. Ze zijn al verloren, de eenden en ganzen wier veren ons meubilair vullen. De andere dieren in dit gedicht hebben misschien nog een kans als ze zich in hun ‘wankele roze vel’ uit een rijdende vrachtwagen storten.

Voor de prijs van één poëziebundel koop je met Het Liegend Konijn een kennismaking met vele oeuvres, vers talent en verleidelijke vergezichten. Als ik uitgever was, zou ik naast Bo Vanluchene Vlada Darenenkova en Mariëlle Matthee in de gaten houden, en hopen dat romancière Femke Vindevogel genoeg gedichten heeft voor een bundel.

Marie-José Klaver

Jozef Deleu (redactie) – Het Liegend Konijn 2025/1. Pelckmans, Kalmthout. 242 blz. € 24,50.