Een nieuw geluid over moderne poëzie

Een nieuw geluid is een kloek werk van ruim 1200 pagina’s, dat niet alleen een naslagwerk, maar ook een leesboek is. Dorleijn en Van den Akker zijn bij het schrijven rigoureus te werk gegaan. Ze hebben alle dichtbundels die tussen 1900 en 1940 in het Nederlands in Nederland zijn verschenen meegenomen in hun analyse. Daarnaast hebben ze zoveel mogelijk Nederlandse tijdschriften uit die periode compleet doorgenomen op poëzie.

In tegenstelling tot hun voorgangers wilden ze zich niet op sleeptouw laten nemen door de contemporaine beeldvorming, maar deze juist bestuderen. Op basis daarvan hebben ze de literatuurgeschiedenis enigszins gecorrigeerd. Het boek ontstond ‘vanuit een gevoel van onbehagen over de praktijk van de literatuurgeschiedschrijving.’ Die liet zich te veel leiden door de beeldvorming van auteurs en hun tijdgenoten.

Veel nu canonieke dichters waren in hun eigen tijd niet populair, maar werden soms decennia later door de ‘smaakmakers’ uit die tijd bewonderd en voor het voetlicht gebracht. Zo kwam het werk van Leopold onder de aandacht dankzij Nijhoff, terwijl eerstgenoemde bij leven nauwelijks erkenning genoot.

Ook de positie van de Tachtigers ontstond niet in de jaren 80 van de 19e eeuw, zoals we altijd geleerd hebben, maar begin 20e eeuw. ‘Het evenement van Tachtig (in de jaren tachtig van de negentiende eeuw) werd pas een bepalend, de literatuur en zelfs algehele cultuur funderend element rond 1900, dus inderdaad achteraf.’ De beroemde poëzieopvatting en slagzin van Kloos, dat poëzie ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ is, werd pas rond 1900 door anderen opgepikt of juist afgewezen. De principes van Tachtig lagen begin 20e eeuw aan de basis van wat literatuur zou moeten zijn. Het werk van Gorter voordat hij zich tot het socialisme bekeerde, werd daarbij de meeste lof toegezongen, maar hij was schatplichtig aan Kloos, die ook immens bewonderd werd.

In 1900 was Tachtig zowel geschiedenis als actueel. Veel jongeren waren in de ban van deze vernieuwing. ‘Net als in de sixties werd er een generatiekloof ervaren.’ Rond het begin van de nieuwe eeuw werd er nog over de ideeën van Tachtig geschreven alsof deze zojuist verkondigd waren. De beweging van Tachtig had dan ook een ‘aanzienlijke incubatietijd’. Het effect was er niet minder om: de nieuwe ‘moderne’ literatuur omstond.

Dorleijn en Van den Akker laten treffend zien dat de beeldvorming over de werkelijkheid, en ook de geschiedenis, in feite uit (re)constructies bestaat, maar dat betekent niet dat ze niet reëel zijn en niet werkelijk functioneren. Het tegenovergestelde is waar. ‘Beeldvorming gaat hand in hand met werkelijkheidsvorming.’

De auteurs hadden duidelijk een missie: de heersende literatuurgeschiedenis over poëzie nuanceren. Ze betogen dat de moderne literatuur in Nederland in 1900 begon, niet in 1885. De poëzie van de Tachtigers was toen niet voor iedereen meer even belangrijk, maar hun poëzieopvattingen werden breed gedragen. Op de normen van voor Tachtig wordt niet meer teruggegrepen.

Het boek gaat niet zozeer over de Tachtigers en hun invloed, maar over het begin van de ‘moderne’ poëzie rond 1900. Een nieuw geluid plaatst dan ook een belangrijke kanttekening bij de heersende literatuurgeschiedenis, die te veel leunt op de beeldvorming die contemporaine auteurs begin 20e eeuw zelf in het leven hebben geroepen.

Æde de Jong

Gillis Dorleijn & Wiljan van den Akker – Een nieuw geluid, de geboorte van de moderne poëzie in Nederland 1900-1940. Prometheus, Amsterdam. 1264 blz. € 55 (t/m 18 oktober, daarna € 65).