Sociologische inzichten door straattaal

Het Smibanese woordenboek 2.0, geschreven door Soortkill, is een woordenboek waarin straattaalwoorden worden uitgelegd. Iemand die nooit buitenkomt valt bij lezing van dit woordenboek van de ene verbazing in de andere. Naast dat de betekenis van de woorden wordt gegeven, krijgen we bij ieder woord een voorbeeldzin. Vaak nodigt de voorbeeldzin uit tot verder lezen, al was het omdat in de voorbeeldzin weer woorden worden gebruikt waar een binnenblijver niet van gehoord zal hebben.

Een voorbeeld:

kapoe [znw.] ka’poe
1. de wallen 2. een district binnen een stad waar zich hoeren bevinden die in dienst zijn, bijv. Ik begon met mannen laai seren bij kapoe, maar nu is me od lang net El Chapo. / Heb je ooit een bangie gewiept bij kapoe? / Zie die man altijd kapoe seren aan die djallas.

Een ‘banga’ is een vrouw met veel bedpartners, en blijkbaar ook een ‘bangie.’ De voorbeeldzin geeft daar een negatieve connotatie aan: ‘Ik hoop dat je niet verliefd wordt, want zij is een banga.’ Dat is het meest interessante aan dit woordenboek; niet de kennis van de straattaal, maar de opvattingen die schuilen achter de taal. Het woordenboek is daarmee een voedingsbodem voor een groot descriptief, sociologisch onderzoek.

Het beeld dat al zigzaggend door het woordenboek wordt opgeroepen, is dat van een drugsgebruiker die snel rijk wil worden en een mooie vriendin wil hebben. Grof gezegd is dat alleen voor een select groepje weggelegd en is er een grote groep die het wil bereiken. Niet iedereen kan zo ‘stacken’ (geld verdienen) om daarna uit de drugshandel te stappen en een relaxed leven te leiden. Verder wordt er negatief gedaan over pedofielen (die blijkbaar een pedofielenpas behoeven) en homo’s (het is belangrijk om een uitspraak vooraf te laten gaan door ‘no homo’). Het leven draait om jonge mannen die wiet gebruiken – misschien is tien procent van alle straattaalwoorden wietgerelateerd – en op zoek zijn naar mooie vrouwen.

Het zou ook interessant om ook een etymologisch woordenboek van de straattaal te maken. In dit woordenboek worden al wat voorzetjes gedaan. Bims was een bijnaam voor de Bijlmer en vervolgens wordt dat woord omgedraaid tot Smib, waar dit woordenboek om gaat: het Smibanese woordenboek. Het lopen wordt ‘polen’ en een vrouw is een ‘sma’ wat van het Surinaamse ‘ams’ komt. Dit husselen met lettervolgorde is misschien de reden waarom het woordenboek achterstevoren georganiseerd is. De taal is ook een smeltkroes van buitenlandse talen, dialecten en wordt door Nederlandse rappers tot taal gemaakt. Die rappers en zelfs een basisschooldocent krijgen een apart lemma in het woordenboek.

Erik-Jan Hummel

Soortkill – Smibanese woordenboek 2.0. Pluim, Amsterdam. 304 blz. € 19,99.