Hinderlijke verteller

Lies Gallez, door NRC als rijzende literaire ster uitgeroepen in 2021, sluit haar dankwoord in de verhalenbundel Het water vangen af met de volgende woorden: ‘En jij: bedankt voor het blijven. Vanaf hier weet je de weg.’ Dit is niet de enige plek waar de lezer wordt aangesproken of de verteller duidelijk aanwezig is. Het is vaak zo storend aanwezig dat een bedankje dat de lezer is gebleven op zijn plaats is.

In vrijwel alle verhalen is de verteller nadrukkelijk aanwezig. Zo staat er vaak ‘ik kom erop terug’ of woorden van die strekking. Het effect dat die aanwezige verteller oplevert is dat je als lezer uit het verhaal wordt gehaald, en je ergert. Verhalen hebben ook hun tijd nodig om op gang te komen. Eerst moeten de personages wat vreemde kenmerken krijgen (Zoals het begin van het verhaal Tijd is een ster: ‘Soms zocht je op zondagavond geruststelling: er is niemand op deze wereld die mooie tenen heeft, zei ik dan, terwijl ik met mijn vinger door je haren ging als een kam.’). Soms gebeurt dat met zo’n bewustzijn van de verteller, dat die in de weg zit, zoals in het verhaal Geluid en water:

In dit verhaal, dat over dolfijnen gaat, ben ik negentien. (Verder wil ik niet met te veel willekeurige weetjes beginnen, maar er zijn dingen die je moet weten, en vanzelfsprekend zijn er ook dingen die je niet moet weten. Zo is het in dit leven altijd al geweest.)

Wat maakt het de lezer uit of de verteller wel of niet met wat voor soort feitjes wil beginnen? Of uit willekeurige plaatsen van het verhaal Fantoomgeluid:

Ik begin bij de ruimte die het meisje het best kent: het appartement waar ze samen me haar grootmoeder woont en dat boven slagerij De Vleesfabriek ligt. Daar heb ik het later nog over.

Ik zei je eerder al dat ik het over de oorsprong wilde hebben, die knal is de oorsprong van dit verhaal. Er begint iets. Er ontspringt iets. Ik kan je er nog niet veel over vertellen. Dat komt nog, dat beloof ik je. We zijn nog maar net begonnen. Eindelijk. Volg je nog?

Het is haast alsof de verteller bewust veeleisend is en het een reële optie acht dat de lezer afhaakt, dat de verteller weet, ja, ik ben nog niet begonnen met het verhaal en de lezer wordt ongeduldig, maar ik denk toch dat dit de beste manier is om het verhaal te vertellen. Waarom dat de beste manier is, blijft onduidelijk. Onduidelijk is vaak ook de rest van de verhalen, die komen traag en stroperig op gang. Wel kan van elk verhaal gezegd worden dat de uitgangspunten origineel zijn en het waard om er een verhaal over te vertellen. De lezer wordt echter te veel aan zijn lot overgelaten.

De verhalen die het best te volgen zijn gaan over een asielzoeker, Omar, en een twaalfjarig meisje. Het verhaal van Omar wordt twee keer verteld, een keer vanuit een vrouw die hem wil helpen, al blijft onduidelijk waarom, en een keer vanuit Omar zelf. Zijn lot is schrijnend: zijn hand is naar de verdoemenis, zijn asielaanvraag in België zal niet gehonoreerd worden, omdat hij eerder asiel aanvroeg in Duitsland. Als hij opgesloten wordt om naar Duitsland gestuurd te worden, duurt dat een maand langer, omdat de medische verklaring over zijn hand eerst vertaald moet worden:

‘Een máánd? Over hoeveel papieren spreken we dan die vertaald moeten worden?’ vraag ik. Ik wrijf het laatste restje slaap uit mijn gezicht en haal een kopje uit de keukenkast.
‘Eén A4’tje,’ antwoordt Selena.

Dit is zo schrijnend dat het ook de lezer pijn doet. Als het over iets gaat dat werkelijk kan gebeuren, dus niet over zwanger zijn van dolfijnen of een oerknal in je hoofd horen en die een naam geven, lukt het Gallez om de lezer te bereiken. Het lukt haar ook om veel originele beelden en taal te gebruiken. Bijvoorbeeld iets verderop in hetzelfde verhaal O.:

Nooit eerder had ik zoveel moeite met het woord ‘hoop’. Alsof het woord aan letters verliest en uiteindelijk verdwijnt: hoop, hop, op.

Het verhaal ‘Hier begint de zee’ is het best gelukt. De abstracte gedachtes (hier de rolpatronen van jongens en meisjes) worden functioneel ingezet en leiden niet af van het verhaal, maar versterken het verhaal. Het is ergens ontluisterend en hilarisch tegelijkertijd dat een meisje weet dat ze geen plasser heeft, en uit interesse aan jongens vraagt de plasser te mogen zien. Dan heeft ze opeens verkering en gaat ze zoenen en komt ze erachter dat ze dat niet prettig vindt. Het verhaal eindigt met het mooie beeld:

Tess pakt mijn hand vast. Hier begint de zee, denk ik.

Erik-Jan Hummel

Lies Gallez – Het water vangen. Querido, Amsterdam. 328 blz. € 20,99.