Een sprankelend leesavontuur

Het opnieuw uitbrengen van historische literaire werken stuit vaak op de nodige problemen, vooral als die werken echt heel oud zijn. Niet alleen de taal en de stijl leveren moeilijkheden op – al zijn die met ver- en hertalingen nog wel voor een deel op te vangen. Lastiger wordt het als na al die jaren een tekst voor een wat groter publiek zijn urgentie verloren heeft; als alleen een handvol verstokte studeerkamerheremieten er de importantie, of bijvoorbeeld de humor, nog van inziet.

Gelukkig zijn er teksten waarop de slijt der eeuwen geen vat heeft, verhalen die in 2022 nog net zo bruisen als toen ze geschreven werden. In Nederland hebben we natuurlijk de Reynaert, door zijn verteller Willem de toenmalige elite in het gezicht gesmeten. Maar zulke voorbeelden zijn schaars. Vooral de verlichte achttiende eeuw, toen rationalisme en individualisme de wereld op zijn kop zetten en ook de literaire goegemeente menige schokkende tekst te verstouwen kreeg, heeft veel literatuur opgeleverd waar we nu schouderophalend aan voorbij gaan. Probeer vandaag de dag Voltaire nog maar eens te lezen. Zelfs de meest vlotte vertaling is gedoemd onleesbaar te blijven. Toch heeft ook de Verlichting literatuur opgeleverd die tot op de dag van vandaag niet alleen leesbaar, maar ook verrassend, grappig en zelfs actueel is. Het meest onstuimige voorbeeld is natuurlijk het briljante The life and opinions of Tristram Shandy, Gentleman van de Brits-Ierse dominee Laurence Sterne, die, zoals een bekend aforisme luidt, al postmodernist was, lang voordat het modernisme zelfs maar bestond.

Een ander goed voorbeeld van deze ‘houdbare’ Verlichting is de Franse schrijver en encyclopedist Denis Diderot. Uit zijn onlangs door Martin de Haan uitstekend vertaalde roman Jacques le fataliste en son maître blijkt in ieder geval dat Diderot zijn Tristram Shandy goed kende. Filosofische gedachten, maatschappijkritische overwegingen, een wat chaotische inslag en vooral de nodige spot en zelfspot kenmerken het werk. En natuurlijk, meer dan in Tristram Shandy, de vele gevatte dialogen. De vergelijking met het werk van Plato dringt zich op, maar dan, zoals De Haan in zijn nawoord terecht opmerkt, zonder de hiërarchische verhouding tussen de sprekers die je bij Plato vindt. Sterk zijn ook de soms luchtige, soms diepzinnige terzijdes die de verteller zijn lezers toevertrouwt. Ze doen denken aan het soort eenzijdige ‘dialoog’ waar de schrijver zelf ook bekend om was. (De Haan noemt de anekdote over een jonge bezoeker tegenover wie Diderot meteen van wal steekt met een lange monoloog over meerdere onderwerpen. Achteraf stelt hij vast dat ze getweeën interessante dingen hebben gezegd.)

Ik hoor u wel, lezer, u zegt: En Jacques’ liefdesverhaal dan? – Denk u dat ik daar niet net zo nieuwsgiering naar ben als u? Hebt u vergeten dat Jacques niets liever doet dan praten, vooral over zichzelf, een manie die alle mensen van zijn stand gemeen hebben, omdat ze erdoor worden bevrijd uit hun eerloze situatie, op het spreekgestoelte worden geplaatst en plotseling in interessante personen veranderen? Waarom houdt het gepeupel zo van openbare terechtstellingen? Omdat het onmenselijk is? U vergist zich: de gewone man is niet onmenselijk. Het liefst zou hij de ongelukkige voor wiens schavot hij zich verdringt uit handen van justitie bevrijden. Hij komt naar de Place de Grève voor een schouwspel waarover hij thuis in de voorstad kan vertellen; dit schouwspel of een ander, het is hem om het even, als hij maar kan schitteren, zijn buren bijeen kan roepen en hun aandacht kan vasthouden. Geef op het bolwerk een groot feest, en u zult zien dat de executieplaats leeg is. De gewone man is dol op vermaak en is er als de kippen bij, omdat het plezier hem afleidt. De gewone man is angstaanjagend in zijn razernij, maar die duurt niet lang. Zijn eigen armoede heeft hem gevoelig gemaakt voor andermans leed: hij wendt zijn blik af van het gruwelijke schouwspel waarnaar hij is komen kijken, hij krijgt medelijden, gaat huilend naar huis… Ik geef toe dat ik alles wat ik u hier opdis van Jacques heb, lezer, want ik houd er niet van met andermans veren te pronken.

Als lezende deelnemer aan zo’n gesprek heb je soms… heel even… de neiging om iets terug te zeggen, of op zijn minst een vraag te stellen. Maar je weet natuurlijk dat dat zinloos is. Politicus Hans van Mierlo vertelde ooit dat hij het boeiend vond om een zaal mee te nemen in het avontuur van een redenering. Diderot lezend bekruipt je soms het wonderlijke gevoel dat je deelgenoot bent van het avontuur van een gedachtegang waarvan het einde pas gaandeweg zichtbaar wordt. Het maakt Jacques de fatalist en zijn meester 226 jaar na de eerste druk, nog steeds boeiend, sprankelend én actueel.

Jan de Jong

Denis Diderot – Jacques de fatalist en zijn meester. Vertaald door Martin de Haan. A.A. Hoogteiling, Amsterdam. 352 blz. € 24,50.