Introductie

Toen ik drieëndertig jaar geleden per post een uitnodiging ontving om mee te werken aan de oprichting en instandhouding van een nieuw literair blad, genaamd De Tweede Ronde, ondertekend met de namen Marko Fondse en Peter Verstegen, heb ik niet geantwoord, want in die tijd was ik een stuk minder aardig dan nu. Ik kende deze namen niet en ging ervan uit dat het twee studenten betrof, die zich graag literair wilden manifesteren en één Propria Cures leek mij meer dan genoeg. De naam De Tweede Ronde verwees naar de tweede kans die een verhaal of een gedicht in vertaling zou krijgen en dat ik niet wist dat Fondse en Verstegen tot de meest vooraanstaande vertalers van Nederland behoorden, mag mij wel als een smet op het blazoen worden aangerekend.

En toen deze heren mij de complete eerste jaargang (vier nummers) toestuurden, met een herhaald verzoek om medewerking, zag ik hoezeer ik mij vergist had. Het blad is nadien mijn lijfblad geworden en gedurende dertig jaar heb ik er mijn verhalen in gepubliceerd, tot de lente van 2010, toen het onder een nieuwe naam werd voortgezet: KortVerhaal, zonder essays, polemiek en gedichten, maar met louter (vertaalde) korte verhalen en wat strooigoed aan ‘light verse’.

Marko Fondse, die ik inmiddels als een dierbare vriend beschouwde, is in 1999 overleden en hoewel ik het overwogen heb, kon ik toen vanwege tijdgebrek niet tot de redactie toetreden. Met de doorstart van het vernieuwde KortVerhaal kon dat wel, aangezien ik inmiddels het verziekte onderwijssysteem, het steunmuurloze Studiehuis, een rotschop had gegeven.

KortVerhaal heeft bestaan van de lente van 2010 tot de winter van 2012, drie jaargangen slechts, waarna de Tweede Kamer met de opvolger van De Tweede Ronde, korte metten maakte en het blad de financiële verstikkingsdood liet sterven, waarbij staatssecretaris Halbe Zijlstra als worgengel fungeerde.

Afgelopen zondagmiddag hebben wij in de Amsterdamse sociëteit Arti & Amicitiae het blad op waardige wijze ten grave gedragen, nadat pogingen om het op digitale leest te schoeien, zoals dat de redactie van Tzum overtuigend gelukt is, niet levensvatbaar bleken.

Ik heb geen ervaring met Twitter, met Facebook, met Apps en wat men in het moderne internet jargon aanduidt als ‘de sociale media’, dat is allemaal niet aan mij besteed. Ook heb ik geen ‘website’, of ‘homepage’, maar op het aanbod van de Tzum-redactie om voor hun digitale forum tweewekelijks een literaire beschouwing te schrijven ga ik in, al was het maar alleen om te benadrukken dat er, juist in de literatuur, leven is na de dood.

L.H. Wiener