Campania – Onschuld

In de ochtend na hun eerste nacht samen vertelde Gabriella met haar hoofd op Micheles borst dat ze hem voor het eerst had gezien op het terras van Gambrinus toen zijn ouders hem een bezoekje brachten. Michele kwam abrupt overeind tegen de zachte achterwand van het bed. Hij was onaangenaam verrast dat uitgerekend zij hem op die dag had gezien.

Hij keek haar aan om te bepalen hoe ze over zijn ouders dacht, en dus hoe ze over hem dacht. ‘Het was mijn eerste dag,’ zei hij.

‘Je was zo onschuldig.’ Gabriella glimlachte bijna onzichtbaar en vlijde zich weer tegen hem aan.

Zijn ouders waren langsgekomen om hem te verrassen, een kleine vier maanden geleden, Micheles vader had er speciaal vrij voor genomen.

‘Ik heb je niet opgemerkt,’ zei Michele.

Gabriella zei niets.

‘Waarom lach je?’ vroeg Michele.

Ze haalde haar hoofd van zijn borst. ‘Ik lach niet, wat is er opeens met je aan de hand?’

Hij zweeg.

‘Schaam je je soms voor je ouders?’ vroeg Gabriella, en op dat moment kreeg hij de aandrang om haar de waarheid te vertellen; ze moest niet denken dat het wat voorstelde dat hij met haar naar haar huis in Sorrento was meegegaan.

Ze begon zijn borst te strelen. ‘Ze leken me anders heel aardig.’

Door Gabriella’s liefkozingen verdween het onbehagen bij Michele niet, integendeel.

Hij dacht aan zijn moeder. Tijdens het bezoek hield ze maar niet op over het witte jasje dat hij droeg – ze had op het punt gestaan om aan zijn baas te vragen hoe ze het zo wit kregen, misschien had ze het in een onbewaakt ogenblik zelfs gedaan. En zijn vader, hij gedroeg zich alsof hij op zijn eigen werk was, op een schip naar Sorrento hielp hij passagiers in- en uitstappen. ‘Komen we hier ook eens,’ riep hij terwijl hij om zich heen keek. ‘Chique boel, hoor.’ Normaal gesproken zat hij met zijn collega’s in het café waar de boten aanmeerden.

Hij hield zielsveel van zijn ouders, maar zijn schaamte was soms sterker. Het stoorde hem dat zijn ouders zich in andere kringen niet konden handhaven. Ja, ze hadden kleding voor de gelegenheid aangetrokken, maar hun gebrek aan distinctie werd er juist door benadrukt. ‘Dit is ook weer heel wat anders dan bij Pizzaiolo del Presidente, Michele, of ben ik gek?’ had zijn vader gevraagd. Hij hield maar niet op. Dat hij vóór Gambrinus bij die pizzeria had gewerkt hoefde niemand te weten. Het was geen onbekende pizzeria, Bill Clinton was er ooit op bezoek geweest, maar het was een pizzeria. De foto van Bill Clinton met de baas hing nog steeds bij de entree. Ook was in de eetzaal een foto opgehangen van een of andere sporter die Michele niet kende. Zijn baas kende de sporter wel, want die stond lachend naast hem op de foto met een bord pizza in zijn handen.

Tijdens het bezoek van zijn ouders aan Gambrinus was Michele niet zozeer bang geweest voor de reacties van de gasten, als wel voor die van enkele van zijn collega’s. Grote kans dat ze hem net zoals bij de pizzeria gingen lastigvallen met het feit dat hij de jongste was. Later was hij erachter gekomen dat ze het hem zo moeilijk maakten omdat hij succes had bij de meisjes, en sinds die dag raakten de opmerkingen van de anderen hem niet meer. Toch wilde hij niet voor eeuwig de jongste blijven. Hij woonde weliswaar nog bij zijn ouders, maar hij was geen straatjongen meer, hij was een man.

Michele begon zijn kleren te verzamelen.

‘Ga je nu al weg?’ vroeg Gabriella. Haar gebruikelijke manier van doen bij dit soort aangelegenheden, de koketterie, de plagerijtjes, hadden een verkeerde uitwerking op Michele. Ze vermoedde dat hij een uitzonderlijk gevoelige jongen moest zijn.

‘Ja,’ zei hij kortaf, ‘ik heb dingen te doen.’

Michele was tweedejaars economie aan de universiteit van Napels.

Ze gaapte, rekte zich uit en kreunde. ‘Laat me je toch brengen met de boot. We hebben een heel aangename jacht, geloof me.’

Aan de luxe die hij in en om het huis was tegengekomen kwam geen einde. Uiteraard had hij niet laten merken dat hij zijn ogen uitkeek, maar de jacht sloeg alles. Het was een droom van Michele om ooit zijn eigen jacht te hebben.

Terwijl hij zijn veters strikte, zei hij: ‘Nee, ik ga met de trein.’

‘Blijf je dan niet ontbijten?’ vroeg Gabriella. Ze leek oprecht teleurgesteld. ‘Ik zei toch dat hij pas morgenochtend thuiskomt. We hebben het rijk alleen.’

Michele stond op van het bed en probeerde zich een voorstelling te maken van haar man in Londen. Hij zag hem voor zich in de ontbijtzaal van een vijfsterrenhotel zoals hij ook altijd op het terras van Gambrinus zat, met de krant opengeslagen op de pagina van de beursberichten. Michele was nooit in Londen geweest, hij was van plan er rond Kerstmis heen te gaan.

‘Ik heb geen tijd,’ zei hij terwijl hij zijn overhemd dichtkoopte.

‘Wat heb je toch?’

Hij antwoordde niet.

‘Laat me dan een taxi voor je bellen.’

Toen Michele weer niet reageerde, ging ze rechtop in bed zitten. ‘Ik heb een idee, laten we vannacht gaan varen.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, dommerd,’ ze kwam naar hem toegekropen, ‘ik bedoel dat ik je kom ophalen in Napels en dan maken we een boottochtje, wat zeg je daarvan?’

Michele concentreerde zich op zijn schoenveters.

‘Ik kan je verzekeren, het is echt heel aangenaam.’

‘Maar wie bestuurt hem dan?’

Ze lachte schamper.

‘Wat valt er te lachen?’

‘Ik lach niet. De kapitein natuurlijk.’

‘De kapitein? Je wilde toch dat niet iedereen het te weten zou komen?’

Ze onderdrukte een schaterlach. ‘Wees maar niet bang, de kapitein is zeer discreet, een man met ervaring.’

Dat laatste zei ze met een zekere nadruk, alsof ze bedoelde te zeggen dat Michele geen man met ervaring was.

Verslagen stond hij voor haar, alsof ze zijn rechter was. Ze stond vlug op van het bed, liep naar hem toe en omhelsde hem. ‘Je bent zo schattig als je zo onschuldig doet,’ zei ze.

Geïrriteerd maakte hij zich van haar los. ‘Ik ben niet onschuldig.’

‘Doe toch niet zo onaardig,’ zei ze terwijl ze zijn wang streelde. ‘Ga je nou mee vanavond?’

Hij sloeg zijn ogen neer.

‘Of heb je soms een ander afspraakje?’

Slechts een fractie van een seconde was Gabriëlla’s werkelijke leeftijd te zien.

Michele had zin om te zeggen dat hij een afspraakje had, maar het vooruitzicht om thuis te zitten of uit te gaan met vrienden deprimeerde hem. Ach, wat kon het hem ook schelen, deze kans kreeg hij nooit weer. ‘Goed, ik zal wat verzetten,’ zei hij.

Ze legde haar armen om zijn nek en zoende hem. Ze wilde hem zoenen zoals hij nog nooit door een vrouw was gezoend.

Michele was de lieveling onder de vrouwelijke gasten en daarom vielen ook enkele collega’s bij Gambrinus hem weer lastig. ‘Hé, kleintje, denk je dat je moeder de gasten gaat bedienen?’ zulk soort opmerkingen kreeg hij. Vooral Giuseppe had het op hem voorzien. Enkele oudere collega’s, de caissière en andere vrouwelijke collega’s namen hem in bescherming, maar hij wilde eens en voor altijd duidelijk maken dat hij niet met zich liet sollen. Hij had gemerkt dat Giuseppe een oogje had op mevrouw V., en toen hij op haar opmerkzaam werd gemaakt, begreep hij direct waarom. Ze had het gezicht van een koningin en – ondanks haar leeftijd – de vormen van een jonge vrouw.

Guiseppe haalde alles uit de kast wanneer ze na het winkelen op zaterdagmiddag op het terras van Gambrinus kwam neerstrijken. Zonder enig resultaat. Michele was ervan overtuigd geraakt dat hij met mevrouw V. naar bed moest zodat hij op Giuseppe kon afstappen en zeggen: ‘Luister, ik heb met haar geslapen, en ze zei me dat ze niets van je moest hebben, dus houd die grapjes voor je.’

In de trein van Sorrento terug naar Napels bedacht hij dat hij bewijsmateriaal moest verzamelen, anders zouden ze hem nooit geloven.

De jacht bleek nog mooier dan hij had durven dromen. Gabriella was al aangeschoten toen hij aan boort kwam en ze raakte steeds meer dronken. Michele kreeg het onaangename gevoel dat hij aan het babysitten was.

‘Is dat meisje minderjarig met wie je een afspraakje had?’ vroeg ze terwijl ze naakt op bed lag.

Hij was haar aan het filmen.

‘Drie keer raden wie ook zoveel van minderjarige meisjes houdt?’ vroeg ze.

Ze begon als een waanzinnige te lachen tot ze moest overgeven. Het kwam op het bed en haarzelf terecht. Michele stopte met filmen, zag het braaksel en bedekte zijn neus.

Hij kleedde zich haastig aan, wierp af en toe een blik op Gabriëlla waaruit walging sprak, en ging zo snel als hij kon naar de kapiteinshut om te vragen of hij naar Napels kon worden teruggebracht. Hij vertelde dat ‘mevrouw ziek was geworden’.

Op het dek keek hij naar Capri, fantaserend dat hij op zijn eigen boot stond.

Toen hij van boord kwam, ontdekte hij dat hij zijn fotocamera op het schip had laten liggen. Hij draaide zich om, het schip was nog dichtbij. Hij schreeuwde, maar het voer steeds verder weg.

De volgende dagen nam Gabriella de telefoon niet op. Op een gegeven moment hield hij op met bellen en ging weer over op de orde van de dag, maar op een mooie herfstdag stond de politie bij hem en zijn ouders voor de deur. Ze wilden weten wat hij kon vertellen over de laatste dagen van Gabriella V. Terwijl hij bij de politieauto instapte, werd hij overvallen door een hevige schaamte, vanwege zijn kleding vooral, hij droeg een korte broek en een T-shirt, maar hij bleef tegen zichzelf zeggen dat hij onschuldig was.

Johannes van der Sluis

Volgende week: Emilia Romagna