Een vreemde vorm van transsubstantiatie

Het lezen van De maagd Marino heb ik lange tijd voor me uitgeschoven. Een boek waarin het geslacht van een man wordt weggesneden, en ook nog uit vrije wil. Een moordenaar die stukjes uit de bil snijdt van zijn slachtoffer om later op te eten. Ik wilde het niet lezen. Afgelopen maandag, voor de uitreiking van de Libris-prijs, die Petry won ben ik toch maar begonnen in de roman. Het gruwelijke aspect van het verhaal komt meteen in de eerste tien bladzijden aan de orde. In wezen gaat het boek ergens anders over.

De presentatrice van Nieuwsuur die het obligate interviewtje met de prijswinnaar mocht voeren, was blijkbaar ook niet verder gekomen dan de knipselmap en stelde alleen maar vragen die op de sensatie ingingen. ‘Uw boek is gebaseerd op een waargebeurd verhaal, een Duitse man die zich laat doden en laat opeten door zijn minnaar. Een toch wel saillant detail daarin is dat hij eerst zijn geslacht laat afsnijden, er stukken uit zijn billen worden gesneden, ingevroren en later als een biefstuk wordt opgegeten. In welke van de personges van de twee hoofdrolspelers kon u zich het makkelijkste inleven?’ De vragen gingen hierop door, terwijl Petry aangaf dat hij dit gegeven alleen maar als aanleiding had gebruikt.

Het ‘slachtoffer’ Bruno gebruikt Marino om zijn bizarre dood te voltrekken. In eerste instantie lijkt er niet zoveel mis te zijn met hem. Hij is een docent moderne literatuur, begin veertiger, die nog op een ouderwetse manier lesgeeft en vol passie kan praten over de meesterwerken uit de literatuur. Maar dan gaat het tijdens het collegejaar opeens mis. De passie is weg, de vanzelfsprekendheid waarmee hij de schoonheid van de literatuur kon bezingen en de overtuiging dat zijn elitaire waardeoordeel over de literatuur klopt. Opeens vallen al die zekerheden weg en valt hij stil tijdens college. Hij neemt ontslag.

‘Maar als ik eerlijk was geweest, als ik de moed had opgebracht voor een minuutje publieke eerlijkheid, dan had ik moeten toegeven dat ik hoe dan ook mijn tijd stond te verspillen en dat de lectuur van al die prachtboeken die ik aanbracht, me intussen onverschillig liet. Ze hadden alleen maar tot jaren van tijdverspilling geleid, jaren waarin ik me had laten inspireren tot een mystificatie van het indivicu die nu was uitgeput, die mij had uitgeput, die ik had uitgeput.’

Die vervreemding zet zich ook door in het dagelijkse leven en dat wordt vooral duidelijk als hij een keer tegen een moslim oploopt.

‘Het boekje dat hij voor heilig hield, minachtte ik als een kneuterig mengsel van boerenpraat en pseudorituele kwezelarij. De teksten uit mijn eigen individuele canon zou hij alleen maar als een bron van verwerpelijk intellectualisme en immorele smeerlapperij beschouwen, als de neerslag van blanke uitputting en ontsporing.’

Hij beseft dat hij steeds vaker de enige vertegenwoordiger is van een ‘blanke, steedse, hoogopgeleide middenklasse’, een groep waarbij hij zich toch al niet thuisvoelt. Temidden van mensen die in groepsdenken geloven is hij een individu. Juist de grote stad Brussel is geen vrijhaven voor mensen die individueel denken. Bruno raakt niet alleen onthecht van de literatuur, hij weet dat de literatuur niets te maken heeft met de werkelijkheid rondom hem. De maagd Marino lijkt vooral het failliet te beschrijven van het westerse intellectuele denken.

In tegenspraak met dat doemdenken over het verval van de macht van literatuur is de constructie van deze roman die bij uitstek zeer literair is. Marino zit in gevangenis en door hem kan Bruno nog steeds nadenken en vertellen, als een geest is hij aanwezig in een ander lichaam en door hem schrijft Marino dit verhaal. Een vreemde vorm van transsubstantiatie: is het omdat Marino delen van Bruno’s lichaam gegeten heeft dat geest weer woord wordt? Deze literaire gedachte (religieus laat ik achterwege, omdat Bruno continu religie afwijst) wordt ondersteund door de gedachten die Marino heeft over kwantumfysica en die hij moeizaam probeert uit te leggen, namelijk dat ‘er nu al, voor zover je dat mocht zeggen, ergens in de tijdruimte, een toekomstig bewustzijn zou kunnen bestaan waarvoor ons heden reeds tot het verleden behoorde. Dat de onbepaaldheid van het heden vanuit die toekomst werd veranderd in een eenduidig bepaalde werkelijkheid.’ Bruno lacht het weg, maar juist dit gegeven heeft met de bijzondere vertelsituatie te maken. Daarmee wordt De maagd Marino juist ook een literair antwoord op het beschreven failliet van de literatuur. Juist in een boek waarin de teloorgang van het individu wordt beschreven, staat de individuele keuze centraal. Een keuze voor de dood of voor het voortleven van de geest?

Ik denk niet dat De maagd Marino enorme aantallen lezers zal krijgen. Daarvoor gebeurt er te weinig op verhalend vlak. Lezers die een horrorverhaal verwachten, komen van een kouwe kermis thuis. Blijft over die ‘blanke, steedse, hoogopgeleide middenklasse’ die zich uitgedaagd moet voelen door dit deze roman.

Coen Peppelenbos

Yves Petry – De maagd Marino. De Bezige Bij, Amsterdam, 286 blz. € 19,90.