Voskuil look-a-like?

Wie het werk van de schrijver J.J. Voskuil (1926 – 2008) kent, zal bij het lezen van de debuutroman De verzopen katten en de Hollander van Detlev van Heest veel gelijkenissen ontdekken. Nog meer dan in bijvoorbeeld de romans van Minke Douwesz. In de voorpublicatie van de debuutroman werd het al duidelijk: Voskuil is een groot voorbeeld voor de debutant geweest. Van Heest correspondeerde met Voskuil, die ook zijn werk beoordeelde. Uiteindelijk draagt hij zijn debuutroman zelfs aan hem op. De foto van Bert Nienhuis op de achterflap van De verzopen katten en de Hollander, waarop Van Heest met zijn kat Kootje poseert, lijkt zowaar angstvallig op een portret van Voskuil met diens kat. Maar in hoeverre heeft Van Heest een eigen geluid?

Er zijn in ieder geval veel overeenkomsten tussen de romancyclus Het Bureau van Voskuil en de debuutroman van Van Heest. Ook het werk van Van Heest is sterk autobiografisch. Hij was jaren werkzaam voor het dagblad Trouw, waarvoor hij artikelen schreef over Japan. Zijn debuut, het eerste deel van een tweeluik, speelt zich dan ook daar af, in de wereldstad Tokyo om precies te zijn. Hij beschrijft aan de hand van tien hoofdstukken steeds een buurtbewoner van de Nieuwloofwijk. Hierdoor ontstaat niet alleen een nauwkeurig beeld van de wijk en haar inwoners, maar ook van de schrijver zelf.

Verder valt de gelijkenis in stijl op. Helder proza, oog voor detail en voortdurend observeren. Een stijl zoals we die ook bij Voskuil aantreffen. De wijze waarop iemand zijn mond tuit, de inrichting van een kamer, het eten dat wordt opgediend. Van Heest ontgaat niets. Het zijn vooral alledaagse gebeurtenissen die hij beschrijft. Er wordt dan ook veel thee gedronken, gegeten en geroddeld. Maar Van Heest schuwt zwaardere onderwerpen als ziekte en dood niet. Net als Het Bureau zou je zijn roman kunnen bestempelen als een ‘literaire soap’. Opvallend is ook dat Van Heest dezelfde humor als Voskuil heeft. Neem bijvoorbeeld een grappige dialoog tussen Van Heest en zijn buurvrouw Suzuki:

‘Is uw vrouw nog niet terug.’
‘Volgende week.’
‘Wat lang, hè?’
‘Twee weken.’
‘En hoe doet u dat met koken.’
‘Ik kook. Ook als ze er is kook ik.’
‘En wat kookt u dan?’
‘O, van alles. Japans.’
‘U kunt ook wel veel.’

Als blijkt dat Van Heest en zijn vrouw toestemming krijgen om te emigreren naar Nieuw-Zeeland, schrijft hij: ‘Om het nieuws te vieren aten we kliekjes’. Opnieuw moest ik lachen. Ook hanteert hij dezelfde schrijfwijze van bepaalde woorden als Voskuil, zoals ‘october’, ‘portemonnaie’ en ‘parapluie’. Naast de overeenkomsten in stijl, wordt de roman net als Het Bureau voortgedreven door vele dialogen. Maarten Koning, het alter ego van Voskuil, was constant in gesprek in de romancyclus. In De verzopen katten en de Hollander is het niet anders. Van Heest voert talloze gespreken met zijn buurtbewoners. Daarnaast kibbelt hij voortdurend met zijn vrouw Annelotte. Al die scènes doen denken aan de ruzies tussen Maarten Koning en zijn vrouw Nicolien.

Ook de wijze waarop Van Heest in het leven staat en met anderen omgaat, doet aan Koning denken. Als Van Heest er bijvoorbeeld achter komt dat zijn kapper Booreiland een treurwilg heeft omgezaagd, wordt hij nijdig. Later in de roman ontdekt Annelotte dat er in een laantje bomen worden omgekapt. Van Heest schreeuwt door de telefoon: ‘Godverdegodver!’ Een feest der herkenning. Ik kan me namelijk een scène uit Het Bureau herinneren, waarin Koning zich woest maakt over de gekortwiekte bomen voor het A.P. Beerta-Instituut. Net als Voskuil voelt Van Heest dus een grote liefde voor de natuur: dieren, planten en bomen. Mensen die deze liefde niet in hoge mate voelen, zijn al snel ‘rotzakken’, ‘klootzakken’ of ‘sukkels’. Alsof Maarten Koning aan het woord is. En net als Voskuil brengt Van Heest zijn zwaktes in beeld. Hij worstelt in de omgang met anderen en kent angsten. Hij lijkt zo nu en dan zelfs op een hypochonder. Wanneer Booreiland kanker blijkt te hebben, denkt hij het ook te krijgen. Op bladzijde 259 schrijft Van Heest: ‘Uiteindelijk maakt het niet uit wat je in je leven gedaan hebt.’ Deze gedachte is bijna de ultieme samenvatting van Het Bureau en de gevoelens van Maarten Koning.

Maar heeft Van Heest dan wel een eigen geluid? Zeker wel. Zo is zijn humor zwartgalliger. Met zijn vrouw gaat hij naar de bioscoop in de tijd dat zijn kapper Booreiland dus ongeneeslijk ziek is. Hij kijkt samen met Annelotte naar een film over een kapper die op een elektronische stoel sterft, waarna zijn vrouw zelfmoord pleegt. Van Heest schrijft vervolgens: ‘Een film die ik niet aan Booreiland en zijn vrouw zou aanraden.’

Daarnaast kent De verzopen katten en de Hollander een bijzondere structuur. De debuutroman van Van Heest heeft namelijk het karakter van een dagboek. Dat komt enerzijds omdat hij – in tegenstelling tot Voskuil – niet voor een alter ego heeft gekozen. Anderzijds is zijn debuut sterk chronologisch opgebouwd. Toch staat er op de titelpagina expliciet dat er sprake is van een ‘roman’. Naarmate het verhaal vordert, merk je als lezer wel dat Van Heest een spel speelt met feit en fictie. Opvallend is ook, dat Van Heest in ieder nieuw hoofdstuk – wanneer hij een nieuwe buurtbewoner voorstelt – de  chronologie herhaalt. Het is knap dat hij daarbij niet in herhaling valt. Sterker nog: deze structuur zorgt juist voor een verdieping van zijn roman. Je krijgt als lezer namelijk steeds meer te weten over Van Heest, zijn vrouw Annelotte en hun aanstaande emigratie naar Nieuw-Zeeland. Jammer is wel dat de hoofdstukken soms erg fragmentarisch zijn. Je zou zo nu en dan willen, dat er een duidelijkere lijn door de verhalen loopt.

Knap is ook, dat je langzamerhand vergeet dat de roman zich afspeelt in Japan. Dit ligt niet alleen aan het feit dat de schrijver zijn personages namen heeft meegegeven als Van Tricht, Zevenzeeën en Westboom en dat de buurtwinkel Goedkoop heet. Van Heest weet de gebeurtenissen en zijn buurtbewoners zo scherp te karakteriseren, dat ze iets universeels krijgen. Het kunnen evengoed jouw buren zijn die beschreven worden.

Helder is in ieder geval, dat er in de debuutroman wordt toegewerkt naar de emigratie. Aan het eind van het verhaal gaan Van Heest, zijn vrouw en de kat Kootje naar Nieuw-Zeeland. Deze emigratie zal in het tweede deel – Pleun getiteld (verschijnt najaar 2010) – verder worden beschreven. Hopelijk is het opnieuw een openhartig egodocument. En hopelijk worden wederom de zwaktes en eigenzinnigheden van de mens blootgelegd, want Van Heest heeft met zijn debuut bewezen dat hij hierin goed is. Net als Voskuil dat deed in Het Bureau. Als lezer wil ik in ieder geval weten hoe het de drie in Nieuw-Zeeland zal vergaan. Dat heeft Van Heest mooi voor elkaar gekregen. Net als mijn liefde voor Voskuil die hij door zijn roman weer aangewakkerd heeft.

Bart Temme

Detlev van Heest – De verzopen katten en de Hollander. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 608 pagina’s. € 45,00 (gebonden), € 29,90 (paperback).