Er komt geen normaal mens in voor

Het leek de laatste tijd goed te gaan met het korte verhaal. Ooit werd het beschouwd als ‘het stiefkind van de literatuur’, maar de laatste jaren kwam daar verandering in. Zo stelde Joost Zwagerman een veelgeprezen bloemlezing samen met de beste korte verhalen uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur, werd het tijdschrift De Tweede Ronde omgetoverd tot KortVerhaal en is er de website shortstory.nu, een initiatief van schrijver Ton Rozeman. Maar begin deze maand kwam er een kentering in al het positieve nieuws rondom het korte verhaal. Het bestuur van de Libris Literatuur Prijs besloot om voortaan alleen nog maar romans te bekronen. Het korte verhaal valt buiten de boot. Het bestuur zwicht dus voor de boekhandelaren en uitgevers die ieder jaar vrezen voor een slecht verkopende prijswinnaar, want verhalenbundels en bestsellerlijsten gaan nog steeds niet samen. En zo lijkt het korte verhaal weer terug bij af. Alle reden om aandacht te besteden aan twee debutanten die onlangs een verhalenbundel publiceerden: Mohana van den Kroonenberg en Thijs de Boer. Ik begin met het debuut van Van den Kroonenberg, Moorddiner. Later volgt op de website de recensie van Vogels die vlees eten van debutant De Boer.

‘De substantie van de werkelijkheid is in voortdurende gisting,’ schreef Bruno Schulz. Debutante Mohana van den Kroonenberg gebruikt dit citaat als motto voor haar verhalenbundel Moorddiner. Zoals verwacht sluit het aan bij de inhoud van de dertien verhalen in haar debuut. Bij bijna ieder verhaal vroeg ik me namelijk af: zou dit in het echt ook zo kunnen gebeuren? Een vraag die ik me overigens zelden stel bij het lezen van fictie, maar de verhalen van Van den Kroonenberg riepen deze vraag wel op. Een verhaal uit de bundel heet dan ook nog eens ‘Illusie’ wat mijn vraag alleen maar deed versterken. Neem bijvoorbeeld het verhaal ‘Met je familie moet je wandelen’. De heldere openingszinnen luiden als volgt:

Begin ik bij het begin van die dag, of maanden daarvoor, toen ik mijn ouders, broers en zussen elk voor een flink bedrag een auto verkocht? Zo’n verrotte, maar dat zagen ze niet.

De lezer leest in dit verhaal over een familiebijeenkomst, verteld door een ik-persoon. Ze maken een wandeling door het bos. Het wordt meteen duidelijk dat het een vreemde wandeling is: auto’s van de familieleden verdwijnen (‘Waar zijn de auto’s?’), de ik-persoon is steeds dictatoriaal tegenover zijn familieleden (‘Ho, ho, mensen, (…), tot die boom heb ik gezegd’). Als aan het eind van het verhaal de familieleden hem te grazen nemen (‘Pak hem!’) en hij op de vlucht moet slaan, wordt het alleen maar ongeloofwaardiger. Toch slaagt Van den Kroonenberg erin je als lezer te laten geloven dat het werkelijk zo kán gaan.

Ieder verhaal heeft ook iets absurdistisch. Of het nu gaat om de complexe relatie tussen een zoon en zijn ouders (‘Le déjeuner sur l’herbe of ménage à trois’), om het afschieten van een vos (‘De jager’) of om een verliefdheid op de werkvloer (‘Edwin in Wonderland’), steeds levert het doldwaze en soms zelfs dolkomische situaties en zinnen op. Neemt bijvoorbeeld het begin van het verhaal ‘De jager’:

Jagen is mijn natuur. Als ik niet jaag kan ik niet leven. Ik schiet altijd raak en vorig jaar heb ik ook vaak geschoten. De vrouw van de burgemeester was mijn grootste trots. En zijn dochter. Maar dat lekte uit en kwam me duur te staan.

En dan zijn er nog de personages die Van den Kroonenberg opvoert. Over de romans van de Russische schrijver Dostojevski beweerde Karel van het Reve ooit dat er geen normaal mens in voorkomt. Voor de verhalen Van den Kroonenberg geldt wat mij betreft hetzelfde. Zoals de bonboncouturier uit het gelijknamige verhaal. Vanuit het toilet op de eerste etage bekijkt ze de presentatie van een door haar gemaakte nieuwe bonbon. Ze heeft een speciale bonbon gemaakt, die zal worden gepresenteerd aan een eregast, maar ze besluit toch om van een afstand de mensen te observeren die op iedere presentatie langskomen. Uiteindelijk blijken ze haar niet eens te missen. Het heeft iets droevigs, net als meer verhalen uit deze bundel. Maar er is ook genoeg te lachen. De handelingen en gedachten van de personages zorgen namelijk voor onverwachte wendingen in de verhalen en knotsgekke dialogen, zoals in het verhaal ‘De butler’:

Laatst kwam er een keurige maar wat eenvoudige jongeman aan de deur.
‘Geachte mijnheer de triljardair tot de zesde macht, stoor ik u?’
‘Ach, wat heet, ik ben een brief aan het schrijven.’
‘Toch wel gewoon met een pen, mijnheer?’
‘Uiteraard met een pen, een gouden pen met diamanten.’
‘Dan zal ik u niet te lang storen, maar mag ik alstublieft even van uw toilet gebruikmaken.’

Het absurdisme en de opmerkelijke personages zorgen er wel voor dat de verhalen soms moeilijk grijpbaar zijn. Het inleven in de situaties en de personages wordt de lezer niet altijd gemakkelijk gemaakt. Maar gelukkig is de stijl, zoals uit het bovenstaande citaten ook wel blijkt, altijd kraakhelder. Daar valt niets op aan te merken, net als de verhalenbundel zelf. Kritiek heb ik wel op het omslag van de verhalenbundel, want die vind ik ronduit lelijk en rommelig. Maar dat terzijde. Het gaat om de inhoud en die is prima en, zoals sommigen het dan zeggen, smaakt naar meer.

Bart Temme

Mohana van den Kroonenberg – Moorddiner. Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam, 154 pagina’s. € 16,-.