Vrijwel iedereen kent de beroemde regel van Adriaan Roland Holst over Simon Vestdijk: ‘O, Gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!’ Het is het laatste vers van het openingsgedicht uit de door Roland Holst en Vestdijk gezamenlijk geschreven bundel Swordplay – Wordplay, kwatrijnen overweer (1950).

Het is een verschijnsel dat relatief zeldzaam is in de wereld van de schone letteren: het duo-schrijverschap. Waarschijnlijk geïnspireerd door Roland Holst en Vestdijk, begonnen Willem Brakman en Nol Gregoor een soort briefwisseling in (meest) kwatrijnen; de op deze wijze tussen 1952 en 1957 ontstane gedichten werden in 1980 gebundeld onder de titel Op Het Quatrijn. In beide bovengenoemde bundels is elk gedicht ondertekend door de schrijver ervan. De gedichten horen weliswaar bij elkaar, vormen een compositorisch, misschien zelfs organisch geheel, er is geen sprake van versmelting. Die is er wel wanneer twee dichters samen één tekst schrijven. C.B. Vaandrager en Hans Sleutelaar schreven drie door beiden ondertekende gedichten. Maar er is pas echt versmelting bij Jean Pierre Rawie & Driek van Wissen in de Rijmkroniek des Vaderlands – drie delen gezamenlijk geschreven poëzie waarin de dichters de geschiedenis der Nederlanden berijmd presenteren, want: ‘neem nu de doorsnee Nederlander / die vaak aan de voorbije tijd / geen enkele gedachte wijdt, / terwijl wat er vandaag gebeurt / steeds meer door vroeger wordt gekleurd, / want er komt, denk ik, volgens mij / per dag een stuk historie bij.’

In de romanliteratuur is samenwerking tussen schrijvers iets minder zeldzaam, maar het blijft ongewoon. Toch is het al een oud verschijnsel: het eerste schrijversduo uit onze letteren is Betje Wolff en Aagje Deken, nog steeds bekend om hun Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782). Absolute koploper in het genre van de getweeëlijk geschreven roman is S. Vestdijk; zijn samenwerking met collega’s resulteerde in maar liefst drie brievenromans: hij schreef samen met H. Marsman Heden ik, morgen gij (1936), met Jeanne van Schaik-Willing De overnachting (1947) en met Henriëtte van Eyk Avontuur met Titia (1949). Samen met Dr. S. Dresden schreef hij bovendien het essayistische werkje Marionettenspel met de dood (1957) ‘over het wezen van de detective-story’ (titelpagina), ‘een speelse dialoog over de detective-story’ (voorplat).

Martin Bril en Dirk van Weelden begonnen hun literaire loopbanen met Arbeidsvitaminen. Het ABC van Bril & Van Weelden (1987). De vrienden Ronald Giphart en Bert natter publiceerden het hilarische De beste schrijver van Nederland (1995) en het uiterst flauwe Willem de Dikke. De wonderlijke avonturen van onze kroonprins (1999). Agur Sevink en Hans van Wetering schreven de prachtige experimentele roman De leverancier (2003), een boek dat ik iedereen aanbeveel. Coen Peppelenbos en Doeke Sijens debuteerden in de Nederlandstalige letteren met de geestige soaproman Tavenier (2003), en hun samenwerking beviel blijkbaar goed want ze schreven een vervolg: Harde actie (2005). Sophie Timmer en Erik Harteveld publiceerden de ‘plattelandsnovelle’ Zwiers Mechanisatie (2009).

Ja, ik weet het: hierboven ontbreken De pyromaan door J. Bernlef, Carl Olof Bernhardsson en Bob Langestraat (1967) en de ‘dubbelroman’ Moord & Doodslag van Doeschka en Geerten Meijsing (2005). Dat is geen kwestie van vergeten, maar het is een ander soort boek: meerdere over hetzelfde thema of onderwerp geschreven verhalen of romans in één band; niet gezamenlijk geschreven.

Van toneel weet ik niet heel veel, om het zacht uit te drukken, maar toch wil ik enkele mij bekende vruchten van samenwerking tussen romanschrijvers en/of dichters niet onvermeld laten: Hugo Claus en Harry Mulisch schreven samen het libretto van Reconstructie, uitgegeven als Blauwdruk van de opera Reconstructie. Een moraliteit door Louis Andriessen, Hugo Claus, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Harry Mulisch, Peter Schat, Jan van Vlijmen (1969). Herman Brusselmans en Tom Lanoye publiceerden het toneelstuk De Canadese Muur (1989), ‘Een harteloos familiedrama over voetbal, drank en Vlaanderen’. En mijn vrienden Stefan Nieuwenhuis en Daniël Dee schreven samen het stuk U begrijpt dat ik deze zaak niet licht opvat ‘In afwachting van Daniil Ivanovitsj Charms (1905-1942)’ – opgenomen in Stefan Nieuwenhuis (red.) – Mijn vriend Charms heeft het goed begrepen (2007).

En een roman door drie schrijvers, bestaat die ook? Ja, die bestaat: Frans Depeuter, Robin Hannelore en Walter van den Broeck schreven Troïka voor spoken (1970).

Wel een beetje een opsomming, dit stukje; een ‘kijk mij eens de erudiet uithangen’. Excuses daarvoor – maar het is te veel om meer dan op te noemen.

[Over De doolhof (1951) – een samenwerking tussen acht schrijvers – en De Schrijver (2000, maar eigenlijk 1987) – eveneens geschreven door acht auteurs (eigenlijk negen) – een volgende keer.]

Karel ten Haaf