Tegen de literatureluurders Onlangs was K. Schippers te gast in het boekenprogramma Brommer op zee. Het gesprek ging alle kanten uit en op een gegeven ogenblik citeerde Schippers zijn eigen
Leven met herinneringen In het vijfendertigste jaar van zijn schrijverschap voegt J. Bernlef met Cellojaren een bundel ontroerende verhalen toe aan een toch al indrukwekkend, reeds vele malen bekroond oeuvre. In 1984 werd
Onder druk van de omstandigheden Publiek geheim is de eerste roman van J. Bernlef sedert het onverwachte maar welverdiende succes van Hersenschimmen (1984); tussentijds publiceerde Bernlef nog twee bundels gedichten,
Bernlef toont moed Na zijn debuut met de verhalenbundel Stenen spoelen in 1960 heeft J. Bernlef een omvangrijk oeuvre opgebouwd dat hoewel het heel gevarieerd is nooit tot de verbeelding
Eind 2010 kocht acteur en regisseur Thijs Römer de filmrechten van Op slot, een roman van de vorig jaar overleden schrijver Bernlef. Hij ging op zoek naar investeerders en hoopte in 2011
In het kader van de zomerluiheid volgen hier twee fragmenten uit mijn ongepubliceerde ‘romance in brieven’ De Hoofdpersoon. Allereerst een passage uit de ‘29 september 2005’ gedateerde eerste brief (hoofdstuk
Het kleine groots In zijn nieuwe bundel Voorgoed heeft Bernlef een keuze gemaakt uit zijn poëzie van het debuut Kokkels (1960) tot en met Kanttekeningen (2010). Het is een andere keuze
(P.S. Naar aanleiding van de publicatie van C&A, mijn stukje van vorige week waarin ik beweerde dat Vooruitgang waarschijnlijk uit de pen kwam van Karel Reijnders, ontving ik een schrijven
Een vergeten verhuisdoos, tot de rand toe gevuld met archivalia, manuscripten en typoscripten van C. Buddingh’ is onlangs toegevoegd aan de collectie van Erfgoedcentrum DiEP. De doos dook op in
Dit is het decennium waarin alle zestigers vijftiger worden. Dat dacht ik enkele dagen geleden toen ik, geboren in tweeënzestig, vijftig werd. Het was zomaar een losse flodder, geen poëticale
Vrijwel iedereen kent de beroemde regel van Adriaan Roland Holst over Simon Vestdijk: ‘O, Gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!’ Het is het laatste vers van het openingsgedicht