Ben je degene die je dacht dat je was?

De tijd pleegt een aanslag op de herinneringen. En als de herinneringen troebel worden naarmate je ouder wordt, hoe stabiel is dan het beeld van onze jeugd en onszelf? Bestaan we niet voornamelijk uit de verhalen die we anderen en onszelf vertellen over ons leven? Ja, zegt Tony Webster de ikverteller uit Julian Barnes’ (1946) nieuwe roman The Sense of an Ending, ‘the longer life goes on, the fewer are those around to challenge our account, to remind us that our life is not our life, merely the story we have told about our life. Told to others, but – mainly- to ourselves.’ Gedeelten van verloren jaren onstaan in onze verbeelding. Dit is gelijk het verschil tussen ons verleden en de geschiedenis volgens Tony; de geschiedenis is onomkeerbaar terwijl ‘you can infer past actions from current mental states.’

Tony’s idee over de constructie van onze eigen leven door de verhalen die we vertellen en geloven, houdt verband met wat hij zelf zijn ‘theorie van de schade’ noemt. Tijdens ons leven lopen we allemaal schade op (behalve in een perfecte wereld). Het gaat niet om de schade, maar hoe om te gaan met de opgelopen schade: ‘And then there is the question, on which so much depends, of how we react to the damage: whether we admit it or repress it, and how this affects our dealings with others.’

‘The old times were good because then we were young, and ignorant of how the young can be,’ schrijft Barnes in Flaubert’s Parrot (1984), en dit geldt zeker voor Tony en zijn vrienden. Ze hebben veel pretenties om zichzelf een houding te geven (‘Yes, of course we were pretentious – what else is youth for? ’). Maar is de onwetendheid omtrent jezelf eigenlijk wel groter als je jonger bent? Dat is een vraag waar Tony mee worstelt, als het beeld van zijn jongere ik plotseling verandert. Reflecterend op het verschil tussen jeugd en ouderdom en het beeld dat je van jezelf hebt, concludeert hij: ‘It strikes me that this may be one of the differences between youth and age: when we are young, we invent different futures for ourselves; when we are old, we invent different pasts for others.’

Tony begint zijn relaas bij zijn schooltijd en zijn vrienden Alex, Colin en de slimme, erudiete en adremme Adrian. Voor de laatste is er niets dan bewondering. Tijdens hun studententijd houden de vrienden via brieven en regelmatige bezoekjes aan elkaar het contact in stand. Tony krijgt zijn eerste vriendin: Veronica, een wezensvreemd en mysterieus meisje. De relatie houdt niet lang stand en later gaat zijn goede vriend Adrian met haar aan de haal. In een brief aan Veronica en Adrian wenst Tony ze niet veel goeds; het was het laatste contact dat hij ooit had met Adrian. Terwijl Tony op reis is in Amerika pleegt Adrian, net afgestudeerd filosoof, zelfmoord.

Op school hadden de vrienden al eens te maken met een medeleerling –Robson- die zichzelf van het leven beroofde, omdat hij zijn vriendin had zwanger gemaakt. De vrienden ‘filosoferen’ over deze zelfmoord en komen tot de conclusie dat het ethisch wel verantwoord is, maar zeker niet filosofisch of artistiek. Tony denkt dat Adrian zelfmoord pleegde uit zijn filosofische overtuiging, eerder zei Adrian over Robsons zelfmoord: ‘Camus said that suicide was the only true philosophical question.’ Adrians zelfmoord, denkt Tony, is exitentialistisch: ‘“He took his own life” is the phrase; but Adrian also took charge of his own life, he took command of it, he took it in his hands – and then out of them.’ Adrian controleerde zijn eigen leven, hij stond zelf aan het roer, terwijl Tony het leven eigenlijk ondergaat, langzaam bouwend aan herinneringen.

Als Tony in de zestig is, gescheiden en grootvader, krijgt hij het bericht dat de moeder van zijn ex-vriendin Veronica is overleden en hem 500 pond en twee documenten na laat. Tony heeft haar éénmaal ontmoet, tijdens een dramatisch verlopen weekend bij de ouders van Veronica en begrijpt niet waarom ze hém iets nalaat.

Eén van de nagelaten documenten aan Tony blijkt het dagboek van Adrian te zijn. Tony heeft natuurlijk geen idee hoe de moeder van Veronica aan het dagboek van de vriend van haar dochter komt. Na de dood van haar moeder heeft Veronica het dagboek meegenomen en ze weigert het aan Tony te geven. Langzaam probeert Tony het contact met Veronica te herstellen, hij wil het dagboek coûte-que-coûte inzien, want: ‘The dairy was evidence; it was – it might be – corroboration. It might disrupt the banal reiterations of memory. It might jumpstart something – though I had no idea what.’

Het dagboek zorgt inderdaad voor een ‘jumpstart’; het begin van een ingenieus verhaal over herinnering en identiteit. Met zijn uitgebalanceerde, compacte stijl wisselt Barnes’ telkens tussen narratie en reflectie. Barnes’ vermijdt het essayistische; de reflecterende passages zijn introspectieve (hypothetische) mijmeringen van Tony. Zo krijgen we inzicht in het onderzoek en Tony’s reflectie hierop.

Maar het enige bewijs dat Tony onder ogen krijgt is een uitermate onhartelijke brief die hij schreef aan Adrian en Veronica, aangezien Veronica het dagboek verbrandt. Hij schrikt hevig na lezing van de brief, dit was niet het beeld dat hij van zijn jongere ik had. Tony is vastberaden zijn vroegere ik opnieuw te reconstrueren: ‘I began re-examining my younger self, as far as it’s possible to do so.’ En deze reconstructie verloopt moeizaam, Veronica blijkt niet echt mee te werken en antwoordt vaak: ‘You just don’t get it. You never did, and you never will.’ Door Tony’s vastberadenheid komt hij toch achter de waarheid: waarom de moeder van Veronica het dagboek van Adrian in bezit had en de werkelijke reden van Adrians zelfmoord.

Het rustige, normale leven waar Tony van geniet, wordt op zijn oude dag verstoord door een vreemde nalatenschap. Hoewel hij enkel één pagina uit het dagboek mag lezen van Veronica, zorgt het dagboek en zijn eigen brief ervoor dat de herinneringen die hij had van zijn jongere ik en zijn jeugd overhoop worden gehaald. Rust wordt twijfel en zijn twijfel balanceert op het randje van wanhoop. Het leven is veel en bestaat uit veel verschillende lagen en gedeelten, ‘and beyond these, there is unrest. There is great unrest.’

Koen Schouwenburg

Julian Barnes – The Sense of an Ending. Jonathan Cape. 150 blz. € 17,95 euro. (Vertaling Alsof het voorbij is komt in oktober 2011 uit bij uitgeverij Atlas)