Het gevecht met de Zwarte Hond

Ongeveer dertig jaar geleden was Cees Nooteboom in de staat Maine op bezoek bij vrienden, hij voelde zich niet zo goed, hij was wat duizelig en zijn vrienden raadden hem aan toch naar de dokter te gaan: ‘Dames en Heren artsen, weer schrijvers en acteurs uit uw praktijk, ze zetten u geheid op een verkeerd spoor,’ schrijft hij in Rode regen. Nooteboom beschrijft zijn klachten en de arts denkt dat hij een lichte hartaanval heeft gehad. Echter, uit de test blijkt er niks aan de hand. ‘Bij het afscheid zei Dr. Koepah, terwijl hij mij het cardiogram overhandigde: “You might as well take it with you, in case you have another attack of hysteria.”’

Hetzelfde overkwam de Australische dichter Les Murray, ook hij dacht dat hij een hartaanval had en racete naar het ziekenhuis, waar bleek dat er weinig aan de hand was: een paniekaanval. Alleen waar Nooteboom zijn verhaal op humoristische, speelse wijse vertelt, is de toon van Murray het tegenovergestelde. Killing the Black Dog is het autobiografische verhaal en zijn de gedichten van een dichter die leed aan een hevige depressie.

Depressie is een onderwerp waar ik bekend mee ben; ik zag de verschijning van Murray’s boekje/bundel toevallig een paar maanden geleden op de site van de The New York Times, maar was het weer vergeten totdat J.M. Coetzee er een artikel aan weidde in The New York Review Of Books.

Depressie in de literatuur is zeker niet onbekend, denk aan The Bell Jar van Sylvia Plath, misschien wel het bekendste voorbeeld (misschien ook wel de beste roman over depressie, het heeft niks met het vrouw-zijn te maken of met de jaren vijftig zoals vaak wordt gesuggereerd, maar met de ziekte die voor iedereen even vreselijk is, man, vrouw, wit, zwart etc.). Denk aan de dagboeken van Virgina Woolf, in haar literatuur kwam het niet expliciet naar voren. De mooiste zin over depressie komt van David Foster Wallace, die door zijn depressie geen andere uitweg zag dan zichzelf van het leven te beroven. In zijn verhaal ‘The Depressed Person’ schrijft hij: ‘The depressed person was in terrible and unceasing emotional pain, and the impossibility of sharing or articulating this pain was itself a component of the pain and a contributing factor in its essential horror.’ Murray schrijft in zijn korte autobiografische relaas Killing the Black Dog woorden van dezelfde strekking: ‘I’d always led a crowding mental life, but now my mind became congested, jammed with ideas I couldn’t formulate clearly or nimbly enough, so that they tumbled over each other and made me incoherent.’ En in het gedicht ‘Travels with John Hunter’ staat een strofe over de pijn van het niet kunnen uitspreken van deze pijn:

I also hear when I lay lipless
and far away I was anointed
first by a mild metaphoric church
then by the Church of no metaphors

Killing the Black Dog begint met het autobiografische relaas van Murray, het ontstaan van zijn depressie en hoe hij leefde in de tijd van zijn depressie, gevolgd door gedichten over deze donkere periode. Murray noemt zijn depressie ‘Black Dog’, net als Churchill, en schrijft dat hij er een dagdeel over deed om naar de andere kamer te lopen voor een boek.

Every day, though, sometimes more than once a day, sometimes all day, a coppery taste in my mouth, which I termed intense insipidity, heralded a session of helpless, bottomless misery in which I would lie curled in a foetal position on the sofa with tears leaking from my eyes, my brain boiling with a confusion of stuff not worth calling thought or imagery: it was more shredded mental kelp marinaded in pure pain.

Zowel zijn verhaal als zijn gedichten zijn prachtig; Murray heeft een moedige poging gedaan om de onarticuleerbare pijn van een depressie om te zetten in woorden. Het mooiste gedicht is het gedicht ‘Corniche’. In het voorafgaande verhaal heeft Murray het over een angstige toestand (‘4 a.m. Show’) die te vergelijken is met het gedicht ‘Aubade’ van Philip Larkin. ‘Corniche’ is Murray’s antwoord op ‘Aubade’ van Larkin. Deze beide gedichten zijn helaas te lang om voluit te citeren (maar hier en hier te lezen). Larkins gedicht is om bang van te worden zo goed én eng:

Till then I see what’s really always there:
Unresting death, a whole day nearer now,
Making all thought impossible but how
And where and when I shall myself die.

En later:

But at the total emptiness for ever,
The sure extinction that we travel to
And shall be lost in always. Not to be here,
Not to be anywhere,
And soon; nothing more terrible, nothing more true.

Murray zwakt de angst voor de dood af in zijn antwoord, natuurlijk een logisch gevolg van de depressie:

The first time, I’d been coming apart all year,
weeping, incoherent; cigars had given me up;
any road round a cliff edge I’d whimper along in low gear
then: cardiac horror. Masking my pulse’s calm lub-dup.

De angst voor de dood is niet de echte dood, want die kunnen we ons niet voorstellen: ‘that death which can be imagined is not true death.’ We komen op aarde ongeoefend –‘I came to the world unrehearsed but I’ve learned some things’- en net als het begin is ook het einde, een einde dat we niet hebben geoefend: ‘For all the death, we also die unrehearsed.’ Het leven, wanneer we bij bewustzijn zijn, dát is de bron van angst.

Koen Schouwenburg

Les Murray – Killing the Black Dog. Farrar, Straus and Giroux, 2011 (herziene uitgave), 96 blz. € 15,-.