Jongens waren we

Zelfdoding komt relatief veel voor onder jongeren in West-Friesland. Daarover berichtte de Volkskrant twee jaar geleden. De strekking van het verhaal: uit GGD-onderzoek bleek dat ruim veertig procent van de jongeren tussen de twaalf en zestien jaar uit West-Friesland geregeld te veel drinkt. Dit versterkt depressieve gevoelens. Debutant Peter Zantingh greep dit nieuwsfeit aan om er een roman over te schrijven. In Een uur en achttien minuten schrijft hij over een groep jongens die hun jeugd met elkaar doorbrengt. Ze worden later door het noodlot weer samengebracht.

Je zou Een uur en achttien minuten een jongensboek kunnen noemen. De vrienden voetballen samen, drinken bier, bezoeken feesten, versieren meisjes en gaan op vakantie naar Chersonissos. En jongens zijn geen praters, althans niet in het debuut van Zantingh. Ze spreken niet over hun gevoelens. Doen we niet aan. Is iets voor mietjes. Zoiets.

Die zwijgzaamheid, het eigenlijke thema van dit debuut – denk ik, zorgt ervoor dat de zelfmoord van één van de jongens onverwachts komt, want dat is het noodlot dat hun verenigt. De verteller van het verhaal, Johan, studeert in Utrecht en gaat voor de begrafenis van Joey terug naar zijn geboortedorp in West-Friesland. In de aanloop van het afscheid brengt hij zijn jeugd opnieuw in kaart en probeert hij erachter te komen waarom Joey de hand aan zichzelf heeft geslagen. Dat blijkt lastig. Hij komt er namelijk achter dat de vrienden eigenlijk nooit écht een gesprek hebben gevoerd. Wel hebben ze elkaar, al dobbelend, dronken gevoerd, regelen ze meisjes voor elkaar, slaan ze elkaar vriendschappelijk op de schouder, pokeren ze en dissen ze elkaar.

Een sterk fragment in het debuut is het punt waarop Johan toch iets meer komt te weten over de psychische problemen van zijn jeugdvriend. Joey wilde dolgraag piloot worden, hij vertelde daar vaak over, maar er komt een moment dat hij het er ineens niet meer over heeft. Johan komt erachter wat de reden hiervan is. Dit wordt impliciet opgeschreven, dat is mooi – de lezer moet het werk doen.

Ik weet niet waarom ik er nu pas weer aan denk, maar als ik thuis ben gekomen start ik de computer op. Ik google op de opleiding tot piloot in Deventer en zoek de toelatingsprocedure.
Reactievermogen, aandachtsverdeling en oog-hand- coördinatie.
Dan ruimtelijk en technisch inzicht, abstract denken en hoofdrekenen.
Dan de vliegsessies in een simulator.
En ten slotte een psychologische test. Persoonlijkheid, leiderschap en emotionele stabiliteit. Ook je levensbeschrijving en motivatie worden in de beoordeling meegenomen, lees ik.
In het gastenboek van de website lees ik over een jongen die flauwviel tijdens zijn eerste testvlucht en toen naar huis moest.

De stijl van Zantingh is kaal. Je zou kunnen zeggen dat het goed past bij het thema van het boek: sober, weinig woorden. Toch verlang je als lezer soms meer vuurwerk. Het lijkt haast een mode te worden onder debutanten: korte zinnetjes, weinig beeldspraak, vrijwel geen bijvoeglijke naamwoorden, geen bombast. Maar al die korte zinnen beginnen op den duur ook tegen te staan. Soms probeert Zantingh het toch iets poëtischer, maar dat pakt niet altijd goed uit. Bijvoorbeeld: ‘Zestien minuten voor twaalf. Ik sta achter de katheder. Er hangt een lullig boeketje bloemen aan. De geur vouwt zich om mijn papier en kronkelt naar mijn neus.’ Geur die zich om papier vouwt en ook nog eens omhoog kronkelt.

Aan het eind van een boek wordt een verhulde moraal gegeven. We moeten niet langer zwijgen, want dat is niet goed. In één van de laatste scènes van het debuut zitten de jongens zitten bij elkaar na de begrafenis. De één zegt: ‘Maar dat is het nou net, met ons allemaal hier, we houden onze bek dicht en denken dat het weer weggaat. Anders zijn we zwak en zielig. Mietjes. Lach maar weg!’ Een ander zegt: ‘Ik wilde het ook wel eerder zeggen. We zijn dan niet gelijk mietjes, dat weet ik.’ En dan staat er: ‘En we zwijgen, nog maar eens, nog maar wat langer, maar op een andere manier nu, nu omdat er niets meer te zeggen is.’ Dat is jammer, dat had niet gehoeven.

Bart Temme

Peter Zantingh – Een uur en achttien minuten, De Arbeiderspers, Amsterdam, 196 bladzijden. € 18,50.