We komen er bekende namen in tegen, als die van Couperus, Hemkes, Fiore della Neve, die ook om andere redenen niet vergeten zijn, maar vooral zulke prachtige, zéér dichterlijke namen als C.L. Lütkebühl Jr., A.J.G. van Laaren van Dalen en C.N.A. Strik van Ratingen die het, zo begrijpen we, per se niet op de vooruitgang, in dit geval de fiets, had begrepen.

Aldus Gerrit Komrij op pagina 198 van Papieren tijgers (Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam 1978) in het stuk ‘Burgermans-hypocrisie en slome luim’ dat handelt over de bloemlezing Al bleef ik eeuwig ongelezen. Tijdgenoten der Tachtigers die Tachtig meden of bestreden. Een bundel romantische en opstandige verzen bijeengebracht door Lukas Peregrijn (Uitgeverij Bert Bakker, Den Haag 1974).

In Al bleef ik eeuwig ongelezen staat op bladzijde 92 het gedicht ‘Vooruitgang’ van C.N.A. Strik van Ratingen, afkomstig uit de bundel Lente of Herfst? (’s-Gravenhage 1884). De eerste strofen van het sonnet luiden:

Vooruitgang noemt men het in deez’ verlichte tijden,
Dat men den loop versmaadt en tegen de natuur
Des menschen stormen wil en door de kracht van vuur
Zich zonder paarden nu in wagens wil doen rijden.

Vooruitgang noemt men het dat men instee van lopen
Nu zich per wieler spoedt en, strijdig met zijn aard,
De snelheid van den mensch wil meten aan het paard,
Zich niet bewust hoe duur men hoogmoed zal bekopen.

Volgens Bart FM Droog, dankzij wie ik (opnieuw, ruim dertig jaar nadat ik voor het eerst over hem las – ik was het vergeten, sorry meneer Komrij) van C.N.A Strik van Ratingen hoorde, handelt dit gedicht niet over de fiets – Komrijs interpretatie – maar over de trein. Ik denk dat Droog gelijk heeft.

Rody Chamuleau vermeldt enige biografische gegevens in het door hem samengestelde boek Schrijvend over Arnhem. Een bloemlezing poëzie en proza over Arnhem (Stichting Festival Arnhem, Arnhem 1983):

Cornelis Strik van Ratingen (1849-?) een van de merkwaardigste dichters uit de vorige eeuw, moest na de rubbercrisis Indië verlaten. Hij vestigde zich in Arnhem waar hij zich voornamelijk bezighield met het publiceren van wetenschappelijke tractaten en het schrijven van cabarateske poëzie die hij zelf op melodie zette. Voor een 19e-eeuwer is zijn zwartgallige humor verrassend modern.

In Schrijvend over Arnhem staat een Piet Paaltjens-achtig gedicht van Strik van Ratingen, volgens de bibliografie achterin de bloemlezing afkomstig uit Verzonnen verzen (Arnhem [z.j.]).

Eindpunt Moscawa

Soms houdt een groot, zwart rijtuig voor mijn venster halt.
Een holle blik staart door het raam naar binnen…
De hond gromt fel, de kat houdt op met spinnen
En de pendule stokt, terwijl de regen valt.

’k  Leg juist de laatste hand aan een zeer treurig lied.

De paarden worden aangezet; het ratelt op de keien:
En ’k hoor ’t knekelhoofd tot de koetsier die niet wou rijen:
Hij was toch bezig James, NOG NIET!

Blijkbaar was Rody Chamuleau gegrepen door C.N.A. Strik van Ratingen, want ruim een kwart eeuw na het verschijnen van Schrijvend over Arnhem wijdt hij (in Arnhemse schrijvers, een themanummer van het Arnhems Historisch Tijdschrift, jaargang 30 nummer 4 [december 2010]) een biografisch stuk van vijf pagina’s aan de dichter: C.N.A. Strik van Ratingen (1849-1899?). Een avontuurlijke verslaggever. Volgens Chamuleau was Strik van Ratingen actief als journalist voor Het Vaderland (1873-1877) en de Arnhemsche Courant (1877-1899).

Daarnaast publiceerde hij wetenschappelijke traktaten op rechtskundig gebied en cabarateske poëzie, vaak anoniem of onder pseudoniem, waarvan tot op heden alleen Tristan Granevinck (soms: Tr. Gr.), een anagram van zijn naam, is getraceerd. Vanaf 1874 verscheen er bij de firma R.C. Meijer te Amsterdam een serie boekjes, getiteld Letterkundige kunststukjes, curiositeiten van allerlei aard, waar Strik van Ratingen vele bijdragen voor schreef. Men vindt er gedichtjes in van zijn hand, die geheel uit eenlettergrepige woorden bestaan, sonnetten waarin alleen de klinker a voorkomt of zonder de letter e, anagrammen (Elisabeth – Ah! Liebste) en dubbelzinnige brieven, waarvan hiernaast een proeve. Wie consequent een versregel overslaat leest een heel andere ontboezeming dan in de oorspronkelijke tekst.

De ‘hiernaast’ afgedrukte brief in verzen is getiteld Brief van een jonge bruid aan haar hartsvriendin. Het is een aardig staaltje (ver)late rederijkerspoëzie, rede(r)lijk kunstig, maar meer ook niet.

Over de bibliografie van C.N.A. Strik van Ratingen schrijft Chamuleau:

In 1884 publiceerde een Haagse uitgever Lente of Herfst?, een verzameling gedichten van Strik van Ratingen, waarvan er enkele eerder in verschillende almanakken waren gepubliceerd. Het bekendste werd het sonnet ‘Vooruitgang’ waarin hij fulmineert tegen het gebruik van de fiets. Hij noemt het een getuigenis van hoogmoed het paard als vervoermiddel af te schaffen, maar het zal de mens duur komen te staan (…) Een nieuw ‘mengelwerk’ met een veertigtal lichtvoetige liedjes en gedichten zou hoogstwaarschijnlijk omstreeks 1888 bij de Arnhemse uitgever P. Gouda Quint verschijnen onder de titel Verzonnen verzen. Maar het boekje heeft het publiek nooit bereikt. Om onduidelijke redenen heeft de auteur kort voordat de uitgave in de handel werd gebracht de gehele oplage opgekocht en hoogstwaarschijnlijk eigenhandig vernietigd. De beweegreden is nooit opgehelderd. Slechts een enkel – en dan nog incompleet – met blanco bladzijden doorschoten werkexemplaar is teruggevonden toen de inboedel met familiepapieren en de bibliotheek van een ver familielid van Strik van Ratingen na diens overlijden in 1970 onder de hamer kwam. In deze – gemutileerde – proefdruk is geen aanwijzing voor de impulsieve actie te vinden.

Chamuleau citeert nog een laatste gedicht:

Volgens mondelinge overlevering tooide een kwatrijn met een variant op een vers uit psalm 133 uit het virtuele bundeltje begin vorige eeuw de wand van een bedenkelijk ‘maison de passe’ in de Zutphense wijk Polsbroek:

Hier kan men rijden zonder paard,

Hier kan men steken zonder degen.

Waar liefde woont,

Gebiedt de Heer Zijn zegen.

(wordt vervolgd – mis het niet!)

Karel ten Haaf