Een mooie zijstraat in de Nederlandse literatuurgeschiedenis is het reisje dat de jonge dichter Jacques Perk in 1879 met zijn familie maakte naar Laroche in de Belgische Ardennen. Dominee Perk noteert dat zijn zoon contact legt met twee jongemannen uit Oxford, ook twee dichters: James Rennell Rodd en Oscar Wilde. De laatste is op vierentwintigjarige leeftijd al een bijzondere verschijning lezen we in Onder de blauwe oneindigheid van Bart Slijper.

Zijn kostbare kleding is wit, hij loopt et een wandelstok van ivoor, zijn gladde gezicht: ook al wit, net als zijn schoenen en zijn hoge vilten hoed. Alleen zijn opvallend lange haar is donker. In de Ardennen noemt men hem Pierrot.

Zullen ze het over poëzie gehad hebben? Een andere belangrijke ontmoeting van Perk is die met de prachtige jongedame Mathilde Thomas. Een onbereikbare liefde en dat is altijd gunstig voor het schrijven van poëzie. We danken de Mathilde-cyclus aan haar.

In het jaar daarna, 1880, ontmoet Perk echter ook de dichter Willem Kloos en tussen hen ontluikt een passionele relatie, die dankzij de veeleisende en alle aandacht opslorpende Kloos ook al snel gedoemd is te mislukken. In de tussentijd schrijven ze wel gedichten voor elkaar waar de hartstocht van af spat. Eén gedicht komt in de Mathilde-cyclus terecht alhoewel het oorspronkelijke woord ‘vriendschap’ in het uiteindelijke gedicht ‘Jonkvrouw’ wordt.

Een schelle schicht schoot schichtig uit den hoogen,
En sloeg mij. Ik bezwijmde… ontwaakte, en zag
De lucht geschraagd door duizend kleurenbogen.
Daarboven, in een kolk van licht te pralen,
Stond reuzengroot de Jonkvrouw, en een lach
Voelde ik van haar verengeld aanschijn stralen.

Slijper: ‘We weten het niet, maar vreemd is het niet om te veronderstellen dat Wilde, toen hij in de zomer van 1879 met Perk over poëzie sprak, verteld heeft over zijn love that dare not speak its namen, een liefde waarover maar beter in afgedekte vorm kon worden gepubliceerd. Dan hebben zijn woorden hun invloed op Perk, en via hem op Kloos, niet gemist.’ In 1881 overlijdt Perk op tweeëntwintigjarige leeftijd. Kloos heeft zich zo onmogelijk gemaakt dat hij niet wordt toegelaten tot de zieke en hij heeft dus geen afscheid kunnen nemen van zijn vriend. Na de dood van Perk neemt hij wel de taak op zich om de literaire nalatenschap van Perk te publiceren. Tot aan zijn eigen dood blijft hij een pleitbezorger van de poëzie van zijn jonggestorven vriend.