In de krant

‘De meeste mensen komen maar één keer in de krant,’ zei mijn zus. Ik kan me niet meer precies herinneren bij welke gelegenheid, maar ik voel nog steeds de triomf die ik ervoer toen ze die zin uitsprak. Ik had al drie (!) keer in de krant gestaan. Een keer in een verslag van de door mij met minstens een meter rietvoorn voorsprong gewonnen viswedstrijd. De tweede keer als keeper van een schoolelftal dat roemlozer dan het Nederlands elftal tijdens het EK van 2012 ten onder ging.

Pasen 1976. De voetbalschoenen zijn van het merk Vendex, een cadeau voor mijn elfde verjaardag. Ik had The history of western philosophy gevraagd, maar mijn vader vond dat Russell zich in dit werk nogal van zijn overgeneraliserende kant liet zien en dat het boek grote omissies vertoonde, met name in zijn behandeling van de post-Carthesiaanse traditie. Ik kan daar tot de dag van vandaag geen reden in zien om je elfjarige zoon dan maar een paar voetbalschoenen te geven. Het waren – en dan druk ik me héél voorzichtig uit – niet de gelukkigste jaren van mijn leven. Op het schoolplein vertelden we elkaar raadseltjes van het type: wat is het toppunt van sadisme? Het antwoord luidde: ‘Een kind met één been een step geven.’ (Lachen!) Ik deed mijn best om niet ondankbaar te lijken, maar ‘Erik Nieuwenhuis een paar voetbalschoenen van het merk Vendex geven’ was wat mij betreft een beter antwoord.

Ik ben de jongen met het gestreepte shirt. De keeper. Het lulletje dat overblijft als de rest van het elftal is ingedeeld. Het begeleidende krantenbericht (een juweel van regionale journalistiek: ‘Onder prima weersomstandigheden is gisteren het Paasvoetbaltoernooi van start gegaan’) laat onvermeld dat ik in de tweede helft van dezelfde wedstrijd het gestrekte, katholieke been van de spits van de RK Bierstraat vol in mijn zak kreeg. Een pijnlijke aanvaring die bij zuidwesterwind en een hoge luchtvochtigheid nog wel eens opspeelt, maar die mijn vruchtbaarheid verder niet nadelig heeft beïnvloed. Dertig jaar later, op een winderige ochtend in Aalsmeer beleefde ik het allemaal opnieuw, toen ik mijn jongste zoon tot z’n knieën in de poldergrond zag staan bibberen. Wij zijn te fijnbesnaard voor het ruwe buitenleven. Flipperen, toepen en tafeltennissen in een centraal verwarmd lokaal, dat gaat nog net. Het pagekoppie dat de bal aanneemt op zijn rechterdijbeen is uit ander hout gesneden. Wie goed kijkt, ziet dat op zijn kicksen drie strepen (Adidas!) staan. Een jongen die de boel onder controle heeft, de alfahond, het kalme oog van de orkaan. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Ik zie hem nog zo’n twee keer per jaar. We hebben het weleens gehad over dat ene krantenbericht waar mijn zus het over had. Ik gok erop dat ik, de eerstvolgende keer dat we samen de krant halen, het middelpunt van de belangstelling ben.

Erik Nieuwenhuis