Het verleden leeft voort in het heden

In 2011 is de Amerikaanse auteur Paul Auster 64 jaar oud. Nu hij deze leeftijd heeft bereikt is er een deur dichtgegaan. Een andere is geopend, schrijft Auster in Winter Journal, Winterlogboek in het Nederlands. Het is de deur naar de winter, naar de laatste fase van zijn leven. Winter Journal is geen terugblik die gebukt gaat onder heimwee en het verlangen naar het leven dat is geweest. Auster volgt het nietzscheaanse idee dat kennis van het verleden dient voor het heden en voor de toekomst.

Er vallen gelijk twee dingen op: de tweede persoon enkelvoud-vertelling en de niet-chronologische en fragmentarische structuur van het boek. Door te schrijven in de tweede persoon enkelvoud neemt Auster afstand van zichzelf. Zo ontstaat er een kloof tussen de persoon die is geweest en de persoon die is. Hierdoor voorkomt hij dat een weeïge beschrijving van het verleden – het dweperige verlangen naar de verloren tijd – de tekst binnensijpelt. Zijn herinneringen over gebeurtenissen en de daarbij horende gevoelens dienen de persoon die hij nu is en de Paul Auster van de toekomst.

Alles stroomt, het is onmogelijk de tijd stil te zetten of de chronologie van de tijd te doorbreken. Maar herinneringen komen niet in een bepaalde volgorde, die komen en die gaan willekeurig en zo schrijft Auster zijn herinneringen op. Eerst een voorval toen hij vijf jaar oud was, dan een gebeurtenis uit zijn vijftigste levensjaar gevolgd door een beschrijving over zijn periode als twintiger. Het is een levendige variant op de autobiografie die chronologisch de kindertijd, de literaire bewustwording en het begin van het schrijverschap behandelt.

Dat het leven eindigt is het belangrijkste noodzakelijke feit: ‘Contingent facts as opposed to necessary facts, and the realization as you look into the mirror this morning that all life is contingent, except for the one necessary fact that sooner or later it will come to an end.’ De sereniteit van deze formulering lijkt op berusting, op aanvaarding van de dood. Auster dacht dat hij niet bang was voor de dood na een vermeende hartaanval: ‘Your life had been given back to you, your heart was sound and beating normally, and on top of all that good news, you learned that death was not something to be feared anymore (…).’ Tot de eerste paniekaanval deze gedachte torperdeerde. Weg is de kalmte, weg is de acceptatie. ‘You thought you were going to die then, too, but this time you howled in terror, more afraid than you had ever been in your life.’

Het lichaam is waar alles begint én eindigt: ‘that is where the story begins, in your body, and everything will end in the body as well.’ Je bent niet altijd bewust van je angsten en gevoelens, maar wat je geest (nog) niet weet, dat weet het lichaam wel. Het is een interessante gedachte: het lichaam als bewustwording van je geestelijke toestand.

This had been the story of your life. Whenever you come to a fork in the road, your body breaks down, for your body has always known what your mind doesn’t know, and however it chooses to break down, whether with mononucleosis or gastritis or panic attacks, your body has always borne the brunt of your fears and inner battles, taking the blows your mind cannot or will not stand up to.

We kunnen onszelf niet zien, schrijft Auster. We weten hoe we eruit zien door spiegels en foto’s, maar we kunnen onszelf niet zien, ‘out there in the world, as you move among your fellow human beings, whether friends or strangers or the most intimate beloveds, your own face is invisible to you.’ We blijven vreemden voor onszelf, want ‘your face is who you are, the essential fact of your identity.’ Het zijn de anderen die ons kennis geven van onszelf: ‘if we have any sense of who we are, it is only because we live inside the eyes of others.’

De stem van de Auster is beheerst en authentiek. De fragmenten worden opgediend in een lucide en bedaarde stijl zodat elke zin een machtige klap is. Hij wisselt de reflectieve passages af met anecdotes uit het verleden: over de schaamte over een auto-ongeluk terwijl hij achter het stuur zat met zijn vrouw en kind in het voertuig, zijn echtscheiding met de schrijfster Lydia Davis, de geboorte van zijn kinderen, het plotselinge overlijden van zijn ouders, de worsteling met het schrijverschap en het geldgebrek. Het zijn gebeurtenissen die hem hebben gevormd en de gêne, spijt en het gemis die hij hiermee associeert hebben nog steeds invloed op hem. Het zijn gedeeltes uit het verleden die voortleven in het heden.

Koen Schouwenburg

Paul Auster – Winterlogboek. (Winter Journal) Vertaald door Ronald Vlek. De Arbeiderspers, Utrecht. 192 blz. € 19,95.