Afgelopen dinsdag hield Anna Enquist de Letterenlezing voor de universiteit van Groningen. In ‘Levens lezen. Het levensverhaal in psychotherapie en literatuur’ ging ze in op de vraag of de biografie van de schrijver van belang is voor de interpretatie van zijn boeken, net als het levensverhaal van een patiënt van belang kan zijn voor de bestrijding van psychische klachten. Helaas ging ze niet in op haar eigen werk.

Tot nu toe heb ik gesproken over het belang van de biografie voor het begrijpen van de patiënt en zijn klachten. Ik maak nu graag de overstap naar de literatuurwetenschap, een gebied waarop ik een leek ben, maar een praktiserende leek. In het begin van mijn lezing vertelde ik dat men in de wereld van de psychotherapie de symptomen tegenwoordig steeds meer als losstaande eenheden ziet en minder interesse heeft voor het verhaal waar ze uit voortkomen. Ik heb de indruk dat er in de literatuur juist sprake is van een omgekeerde beweging, namelijk van het beschouwen van de ‘tekst’ als autonome eenheid die niet bezoedeld moet worden met kennis over het leven van de schrijver naar een tot op de dag van vandaag toenemende belangstelling en waardering voor de biografie. Er verschijnen meer biografieën dan ooit, en ze worden door critici en lezers verwelkomd. Ook is er een enorme productie ontstaan van romans op basis van de echt-gebeurde, persoonlijke geschiedenis van de schrijver (Voskuil, van der Heijden, Vogels). Op het terrein van de literatuur zien we dus juist een honger naar het verhaal.

Om de parallel door te trekken moeten we het boek als symptoom beschouwen, de auteur als patiënt en de lezer als degene die de indicatie stelt. Levert die vergelijking iets op, begrijpen we meer van de tekst als we weet hebben van de levensloop van de schrijver?

De hele lezing is hier na te lezen als PDF (ongecorrigeerd).