Docentenvergadering ‘56

In die kamer, altijd in rook, meesters en een juf

voor muziek, aan die lange bruine tafel

waarop geen plastic flesjes, maar kopjes

op schotels – witter dan de stukken –

dat niet Personeels- maar Docéntenvertrek

alleen nog bestaand in hen die er zaten

praatten – tussen de middag at men thuis –

vergaderden op vóór ‘t schooljaar gekozen uren

nooit korter dan vóór ‘t schooljaar bepaald.

Zelden geïnterrumpeerd, lange bedachtzaamtrage

foutloos geformuleerde zinnen, grote ernst

en altoos rook: fietsen op het schoolplein

Klasiens brutaliteiten, het witsel op de wanden

van lokaal acht, kapotte kapstokhaken

in welk etablissement tijdens het jaarlijks uitje

de pannenkoek zou worden gebruikt.

En alles wat ze zeiden, genotuleerd door D.

van Nederlands, meticuleus, alsof zijn vulpen

woorden opzoog en uit gouden punt in inkt spoog

in kladschrift op kladblok, dat hij kopieerde

’s avonds in Het Notulenboek, in de haastloos vallende

letters van die jaren. Tenslotte bespot tijd alle kleins.

Kees Spiering

Kees Spiering debuteerde met de bundel jeugdpoëzie Jachtveld (Holland, 1992). Daarna volgden:Thuis, in een vreemde tuin (Bakermat, 1995), Een pijl door je maag (Bakermat, 1997), Dag Rots (DiVers, 2002) en Geen houden aan (Querido, 2004) (Genomineerd voor De Gouden Uil 2005). In 1993 publiceerde hij voor volwassenen Wat blijft bestaan (Bekker & Veltman) gevolgd door Een prachtige tuin (Slibreeks, 1996) en Het zoeken van de wind (Bekker & Veltman, 1999). Zijn gedichten werden opgenomen in Querido’s Poëziespektakel (Querido, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012), Gerrit Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19e t/m de 21e eeuw in 2000 en enige gedichten (Bert Bakker, 2004) en De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten (Prometheus, 2007). Spiering schreef voor Hollands Maandblad, Maatstaf, Nieuw Wereldtijdschrift, De Poëziekrant, Tzum, Vrij Nederland (De Blauw Geruite Kiel), NRC Handelsblad (De Kinderkrant) en Trouw.