Passie- en pennenvruchten

Uw inktslaaf heeft het bij de slager geprobeerd. ‘Maar u snijdt toch, net als ik, graag in uw eigen vlees?’ Daarna klopte hij bij de bakker aan. ‘U heeft toch liefde voor uw vak?’ Hij stak over naar de groenteman. ‘Ik bewonder uw passie voor fruit. Excuus voor het damesbladenwoord.’ Zonder pardon werd uw zolderkamerbewoner ook dit middenstandspaleis uitgebonjourd. Zijn ‘niet dat er ook maar iets mis is met damesbladen’ ten spijt.

Uw tijdelijke bouwvakkertje hamert er dus nog maar eens op. (Terwijl hij eigenlijk vandaag wil schilderen.) Dames en heren uit de familie- en al dan niet vage kennissenkring, vraag er niet meer om. Geen lollige sollicitatiebrieven, geen opstellen, werkstukken, scripties en geen speeches voor bruiloften, verjaardagen en andere partijtjes. ‘Maar je vindt het toch leuk?’ ‘Ach, jij schudt het zo uit de mouw.’ Over en uit. Basta! Tenzij men de dikke portemonnee eens trekt. Een citaat uit het zeer aan te bevelen Wij wonderkinderen van Hugo Hartung.

(…) ik was intussen allang gepromoveerd en ook maatschappelijk gezien was er iets van me “terechtgekomen”. Ik zat in de redactie van een krant, tegen een salaris dat voor een intellectueel beroep als redelijk te beschouwen was, dat wil zeggen dat ik het binnen afzienbare tijd zonder meer kon opnemen tegen een gemeentelijke straatveger.

De verteller maakt de balans op van het jaar 1931. Na enig snuffelwerk in de huidige gemeentelijke collectieve arbeidsovereenkomst valt te melden dat zulks nu een utopie is. Een straatveger verdient al snel drie tot vier keer zo veel als een pennenlikker. En terecht!

Nu ja, misschien is uw inktslaaf nog wel een keer te vermurwen om voor niets een mooie doodsrede voor te kauwen. Uitgebreide complimenten over een zijner gewrochten doen wonderen. Als hij dan ook maar helemaal los mag gaan. En bij het voorlezen niet schrappen of afzwakken. Van de verzachtende omstandigheden bij de dood moeten we eens een keer af.

Guus Bauer