graf Belcampo

Er zijn van die steden in de wereld waar je helemaal niet naartoe hoeft omdat je er in je hoofd allang een beeld van hebt gevormd. Rijssen bijvoorbeeld. Belcampo (1902-1990), pseudoniem van Herman Pieter Schönfeld Wichers, heeft met zijn fantastische verhaal Het grote gebeuren Rijssen voorgoed en onveranderlijk op de kaart gezet. ‘Met een geestelijk leven, gegrondvest op eeuwig en onwrikbaar geloof en een economisch leven, beheerst door nog eeuwiger en onwrikbaarder natuurwetten heeft Rijssen zich door alle tijdsgewrichten heen gehandhaafd.’

Als Belcampo niet was overleden, en als zijn graf niet in het stadje Rijssen had gelegen, weet ik zeker dat ik nooit had overwogen naar deze oostelijke uithoek van het land te gaan.

Nu dan, Rijssen dus. Vol goede moed gingen de fotograaf en ik op weg, en het moet gezegd, we reden er zó binnen, geen centje pijn ondanks de onheilspellende borden over het verkeerscirculatiesysteem en de rondweg. De rondweg? Nee de ring, Rijssen heeft een ring. Voorzichtig begonnen de fotograaf en ik ons af te vragen of Rijssen misschien niet heel veel groter was dan wij altijd hadden gedacht maar het viel mee. De oude begraafplaats was snel gevonden en ook Belcampo’s zerk vormde geen probleem.

Alles was klein, lieflijk en provinciaal. De zon scheen, er heerste een bepaalde sfeer van rust en gemoedelijkheid. Na de graffoto kuierden we nog even door het dorp, naar ’t Schild, het centrale pleintje voor de kerk: ‘[…] van oudsher het brandpunt van Rijssen’s gebeuren en waar nu ook het laatste bedrijf zijn hoogtepunt en ontknoping vond.’ Van die door Belcampo beschreven Apocalyps was helaas niets meer te zien. De lichte teleurstelling die ons een kort moment beving, werd echter plotsklaps ruimschoots goedgemaakt toen we drie grote zuilen – ’tijdtafels’ – ontwaarden met daarin uitgehakt de geschiedenis van Rijssen van 1243 tot 1993.

Grote zaken zoals het bezoek van Juliana, de E-8 die Rijssen raakt en de aanleg van de waterleiding worden op de stenen vermeld. Bij 1936 staat in dialect dat Belcampo zijn eerste fantasieverhalen schreef, bij 1958 staat niks. Dat de publicatie van Het grote gebeuren niet unaniem juichend door de godvruchtige Rijssenaren was ontvangen, was me bekend, maar toch, een onderdeel van de roemruchte geschiedenis mag je het wel noemen. Na lezing van de tekst onderaan zuil 3, keerden we ons zacht lachend om de kleinburgerlijkheid van Rijssen van de stenen af:

Door deze tijdtafels heeft de bevolking de geschiedenis van Rijssen vastgelegd voor de volgende generaties. Rijssen, met een eigen identiteit en volksaard, met gevoel voor humor, gemeenschapszin en noaberschap; én de gedrevenheid die een regionale winkelfunctie voortbracht en een sterk gevarieerde nijverheid, vooral in textiel, bouw en transport; en Europese uitstraling.

Drie rondjes over de ring van Rijssen reden we, voor we erin slaagden het oord te verlaten, humor ja, maar een Europese uitstraling? Belcampo zei het al: ‘[…] met zulke dingen kan zo’n stadje in de wereld nooit wat worden.’

Roos Custers (foto: © Dolf Verlinden)