In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 24: De berg van licht.

Lichamen betast, gestreeld en gekust

De-berg-van-lichtAls je De berg van licht leest na Dionyzos dan valt op dat Couperus een zelfde soort karakter heeft geschapen. Dionyzos is een halfgod die de wereld vreugde brengt, maar uiteindelijk door de mensen niet begrepen wordt. In De berg van licht heb je te maken met de knaap Bassianus die hogepriester is van de zon en met zijn rituele dans duizenden in vervoering weet te brengen. Door machinaties van zijn grootmoeder en moeder komen ze vanuit hun ballingsoord in Emessa terug in Rome, waar Bassianus keizer wordt, Antoninus genoemd wordt en zichzelf de incarnatie waant van de god Helegabalus (Heliogabalus). Slechts drie jaar heerst hij over Rome tot ook het volk zich van hem afwendt. Twee mannen, de een mythologisch, de ander met een historische achtergrond die de wereld plezier brengen en daarna toch hun ondergang vinden.

De berg van licht is echter veel ambitieuzer van opzet dan Dionyzos en ook veel gewaagder in de uitvoering. Dat valt vooral op in de massascènes die Cecil B. de Mille had kunnen regisseren. Je moet ook in dit boek weer telkens door ellenlange evocaties van het licht, de kleuren, de plaats en de tijd, maar dan kom je ook bij plastische scènes. Dat blijkt al te Emessa waar een enorme hoeveelheid mensen de jonge Bassianus willen zien dansen. Ik citeer even twee zinnetjes:

Buiten boènghden de razende gongs, alle tegelijk en heel snel; een spatteren van klanken daverde over den tempel en om den tempel en als van een zee werd het bruischen der Menigte: plòts golfde zij met een stormslag heen en weêr, heen en weêr, of aardbeving den tempelgrond schudde, kreten galmden, schreeuwen overgìlde, handen hieven zich, vingers wrongen hysteriesch uit boven de dicht geplakte koppenmassa, hongerende van hun verlangen; wie viel, werd niet meer geacht, werd vertrapt; een kind was onder den voet gekomen, en hoe de moeder ook gilde, vertrapt werd het tot moes, tot bloed en wat krakende beendertjes, dadelijk weggevaagd door de schuifelgolvende massa. Niemand achtte meer, zelfs de moeder niet: de immense poorten van den Hoofdingang sloegen metaalklaterende open, zongen koperschel in hare hengsels, en te gelijker tijd schoven de bronszware gordijnen des Allerheiligste plechtstatiglijk uit een en werden de in schaduw gebaade oogen der Menigte verbijsterd, verblind zoowel hièr als daar, door de zonne-felte van het lucht-opene heiligdom, waarin oprees de Zwarte Steen, als door den brutalen gloed, die binnengoot, door de poorten.

Gewaagd is ook de niet verhulde homoseksualiteit van de jonge Bassianus die zowel door mannen als vrouwen vereerd wordt. Zijn zwarte bediende Narr blijft altijd bij hem, ook als hij later keizer is. Hij neemt Hierocles, een onbehouwen wagenmenner die alleen op zoek is naar macht, als gemaal, terwijl hij zichzelf tot bruid verklaart. Couperus suggereert dat keizer Antoninus echter een veelheid aan mannelijke minnaars heeft. Als bruid neemt hij ook een Vestaalse maagd, maar daar gebeurt seksueel niets mee. In De berg van licht wordt veel gesuggereerd, orgies beschreven, maar je ziet bovenal in de sensuele beschrijvingen een voorliefde voor mannen. In geen enkel ander boek van Couperus wordt ook zoveel aangeraakt. Continu worden lichamen betast, gestreeld en gekust, waardoor deze roman enorm zinnelijk wordt. Niet direct het meest voor de hand liggende boek voor een leesclubje van Haagse dames.

Naarmate De berg van licht vordert, wordt het boek ook rauwer. De macht van Antoninus is tanende als hij andere godsdiensten ondergeschikt maakt aan de zijn, heilige voorwerpen verplaatst naar zijn tempel, aanhangers tegen zich in het harnas jaagt door ze te vernederen, senatoren opstandig maakt door ze te minachten. Juicht ‘de Menigte’ hem eerst toe, aan het einde jouwt ze hem uit. Couperus eindigt met gruwelijke scènes waarbij het bloed door de straten van Rome loopt, mensen met speren doorboord worden, mensen op staken gespietst worden, onthoofd worden.

Het einde van Antoninus is een zelfgekozen noodlot. De hoogmoed van een keizer die denkt dat hij god is en door iedereen om zich heen in zijn eigen gelijk wordt bevestigd. Alleen zijn hooghartige gemaal Hierocles durft hem te weerstreven, maar alleen met het oog op persoonlijk gewin, niet om Antoninus het juiste pad te wijzen. Iemand die zich god waant kan moeilijk terug.

Het is te verwachten dat een boek waarin een zonnegodsdienst centraal staat en de hogepriester de aanbeden hoofdpersoon is niet direct in de smaak zal vallen van de critici van honderd jaar geleden. K. Kuiper vond het boek ‘eene ramp’ en schreef in Onze eeuw:

Ja, maar het is pijnlijk, te zien hoe ten slotte Couperus de geesten die hij heeft opgeroepen niet meer meester blijft, hoe de modderstroom van onkuischheid, vraatzucht, laffe levenszatheid, zonder ophouden golvend over de straten van zijn Rome ook des schrijvers eigen talent overstelpt, hoe zijne stem overslaat van de geëffemineerde Elagabalus-verheerlijking tot de grofste matrozentaal.

Zo’n moreel oordeel is nu nauwelijks meer denkbaar. Het is alsof liefhebbers van een doorsnee Hollywood-film opeens Caligula voorgezet krijgen. Dat is toch even slikken.

Voor een moderne lezer is De berg van licht een roman waarbij je moet doorzetten, vooral bij de saaie beschrijvingen, maar die ook de durf en de moed toont van een schrijver om van de gebaande paden af te wijken, een schrijver die een roman componeerde in de wetenschap dat zijn lezers zouden gruwen van de inhoud. In de prospectus van Veen voor de boekhandels schreef Couperus:

Mijn boek is een boek voor enkelen, zonder vooroordeelen van godsdienst en vooropgestelde moraal. Zij, die vooroordeelen hebben, doen beter het niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd worden; en waarom een roman lezen, als het boek geen genoegen geeft, artistiek of psychologisch genoegen?

Het is altijd goed om bij de lezers zonder vooroordelen te horen.

Coen Peppelenbos

Louis Couperus – De berg van licht. Volledige werken deel 24, L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 1993. (Oorspronkelijke uitgave in drie delen, L.J. Veen, Amsterdam 1905 – 1906) 466 blz.

(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)