Ton van Reen voert in zijn roman Gevallen ster (Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 1999) een personage op dat me bekend voorkomt: een schrijver genaamd Antoon Coolen. Op pagina 8 is sprake van het boek ‘Peelwerkers van Antoon Coolen’, en op pagina 24 wordt nog eens bevestigd dat de schrijver Coolen bij wie de hoofdpersoon van Gevallen ster op bezoek gaat, de historische schrijver Coolen is: ‘Hij stopte zijn exemplaren van Kinderen van ons volk, Peelwerkers en Dorp aan de rivier in zijn tas en ging op weg.’

En dan ga ik toch anders lezen: is dat wat het personage overkomt fictief of historisch? Twee zaken zijn het uitzoeken waard. De eerste:

Coolen zette zijn handtekening in Kinderen van ons volk, stond op en pakte een bundeltje gestencild papier uit de kast.

‘Lees je poëzie?’

‘Soms.’

Coolen zette een handtekening in de bundel en gaf hem aan Lucas.

‘Hier, voor jou. Een keuze uit mijn gedichten. Ik heb ze nooit in boekvorm uit durven geven. Misschien spreken ze je aan.’

‘Dank u.’ Lucas was beduusd door het geschenk.

‘Ik ben blij dat ik je dit kan geven. Ik krijg niet elke dag een bevlogen lezer aan de deur.’

‘Waarom laat u ze niet uitgeven? ‘

‘Dichters worden niet meer gelezen. En de poëzie verandert. Ik kan het allemaal niet meer volgen. Ik ben bang dat ik tussen de dichters van vandaag niet meetel.’

‘Iedereen leest uw boeken toch?’

‘Mijn gedichten hou ik liever voor mezelf. En voor een paar echte lezers. Er zijn er maar weinig die echt nadenken over wat ze lezen. […]’

(p. 29)

Schreef Antoon Coolen gedichten en gaf hij die in gestencilde vorm uit in eigen beheer? Dat is de eerste kwestie die het uitzoeken waard is.

Dit is de tweede:

Tot zijn verbijstering las hij dat Antoon Coolen verongelukt was. De krant had geschreven dat hij uit een rijdende trein was gestapt, ergens in de buurt van de Moerdijk, en zwaargewond langs de rails was gevonden. Hij zou zich in de deur hebben vergist toen hij in de trein naar het toilet wilde gaan. Maar niemand geloofde het verhaal. Zelfmoord werd er gefluisterd, anderen zeiden dat hij te veel gedronken had. Maar er was ook het gerucht dat hij uit de trein was geduwd. Maar door wie? Het was een raadsel. Voor zover Mart wist, was nog niet duidelijk wat er zich werkelijk had afgespeeld.

Lucas was geschokt. Juist nu het weer zo goed met de schrijver ging, gebeurde dit. Hij liet de barre tijding bezinken. Hij dacht aan de uitspraak van Coolen dat de gevestigde orde altijd terugtrapt. Wie de code doorbreekt, wordt vernietigd.

(pp. 139-140)

Kwam de schrijver echt om het leven door een val uit een rijdende trein? En zo ja: was het zelfmoord, een ongeluk, moord? Van Reen suggereert in bovenstaande passage zelfs dat Coolens dood te maken zou kunnen hebben met het boek waaraan hij werkte op het moment van zijn verscheiden, een werk over collaborerende Brabantse grootindustriëlen – romanpersonage Antoon Coolen daarover in Gevallen ster (p. 64):

Grote industriëlen gingen vrijuit, zogenaamd omdat er zoveel mensen van hun bedrijven afhankelijk waren. Daarom ben ik uit de Raad van Zuivering gestapt. Ik wilde dat die grote jongens net zo goed zouden hangen als de kleintjes.

Eerst maar eens de zelfmoordhypothese onderzocht – dat is het eenvoudigst, want in mijn boekenkast prijkt hét naslagwerk over zelfmoord onder Nederlandstalige schrijvers: Jeroen Brouwers – De laatste deur. Essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren (Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam 1983). Als er ook maar het geringste vermoeden bestaat dat Antoon Coolen de hand aan zichzelf sloeg, dan is dat terug te vinden in de uiterst complete studie van Brouwers.

Ah, volgens het ‘Personenregister’ wordt ‘Coolen, Antoon’ genoemd op de pagina’s ‘320, 372v, 378’. Op die laatstgenoemde, de slotpagina van het (hoofd)stuk ‘Frans Babylon, 1924-1968’, komt de dood van Coolen aan bod:

Onder de zeer velen die bij de begrafenis van Frans Babylon aanwezig waren, bevond zich zijn goede vriend de dichter Jan Hanlo. Minder dan een jaar later kwam hij bij een verkeersongeluk om het leven, zoals in 1961 Babylons mentor Antoon Coolen was overleden nadat hij kort tevoren uit een rijdende trein was gevallen.

Geen zelfmoord dus. Op naar de openbare bibliotheek, om de door Cees Slegers geschreven biografie in te zien. Antoon Coolen 1897-1961. Biografie van een schrijver (Stichting Zuidelijk Historisch Contact Tilburg, Tilburg 2001), pagina’s 593-594:

Op woensdag 11 oktober 1961 gaat Coolen per trein naar Amsterdam voor een vergadering van het Prins Bernhard Fonds. Hij heeft zich echter vergist in de datum; de afspraak is pas de volgende dag. Hij heeft in zijn laatste jaar wel vaker last van dit soort verstrooidheden. […]

Als hij zijn vergissing constateert, neemt hij de trein van 12.13 uur terug naar Eindhoven. Volgens zijn eigen verklaring gaat hij rond één uur naar het toilet en voelt dan tocht op het balkon, maar kan niet meer zeggen of het raampje openstond of de hele deur. […] In de, volgens de krant, verwarde verklaring zegt hij zich verder niets te herinneren, behalve “dat hij in de berm naast de spoorbaan tot bewustzijn kwam en dat hij een lange weg had afgelegd naar de boerderij van de heer Van Steenis.”

[…] [Daar] constateert de Waardenburgse arts Zijlker een lichte hersenschudding en een gebroken schouder. De trein reed ruim honderd kilometer op het moment dat hij eruit viel. De seindraden hebben waarschijnlijk de val gebroken, waarna hij de spoordijk is afgerold. Omdat de verwondingen niet zo ernstig zijn, hoeft hij niet naar het ziekenhuis. Hij wordt thuis verpleegd.

Nou breekt mijn klomp: wel uit de trein gekukeld, waarna hij ‘drie uur bewusteloos langs de spoorbaan heeft gelegen’, maar aan de gevolgen van die val allerminst overleden.

(volgende keer verder)

Karel ten Haaf