Bezwering door lachen

In Amsterdam heb je behalve de American Book Center een aantal andere mooie, gespecialiseerde boekhandels voor literatuur uit de hele wereld. Denk aan Die Weisse Rose op de Rozengracht, de boekhandel voor Spaanse en Zuid-Amerikaanse literatuur op de Overtoom, en Pegasus, tegenover de American Book Store, praktisch naast Athenaeum, een boekhandel gespecialiseerd in Oost-Europa en Slavistiek. Pegasus is ook een uitgeverij. De bekendste uitgave is vermoedelijk de Nederlandse vertaling van Hašeks Soldaat Šjveik, dat we in 2014 stilletjes zouden moeten (her)lezen om wat te lachen nu het herdenkingsgeweld is losgebarsten. Pegasus geeft eveneens een mooie reeks boekjes uit, de zogeheten Slavische Cahiers. Het nieuwste deeltje, no. 18, is de futuristische opera De overwinning op de zon en werd vermoedelijk gepubliceerd in het kader van de tentoonstelling over Kazimir Malevitsj en de Russische avant-garde in het Stedelijk Museum van Amsterdam, want Malevitsj was initiatiefnemer van deze opera. Hij ontwierp de kostuums en de decors – het bekende zwarte vierkant dat toen nog niet bekend was, stond op het toneel – en hij deed ook de belichting tijdens de twee voorstellingen in het Loenapark in Sint-Petersburg aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, december 1913. Op de tentoonstelling in het Stedelijk waren meen ik beelden te zien van een reconstructie van de opera, maar ik was als verblind door de zon vanwege al het moois dat ik zag waardoor ik mij als een kip zonder kop door het museum voortbewoog. Pas buiten gekomen kon ik weer rustig op een bankje zitten. Iedere rechtschapen burger die twijfelt aan het nut van staatssubsidies, avant-garde, en abstracte kunst in het algemeen, zou eens een kijkje moeten nemen. Het kan nog net, tot begin februari.

Het libretto van De overwinning op de zon is geschreven door de futuristische dichter Aleksej Kroetsjonych (1886-1968) en de muziek werd verzorgd door Machail Matjoesjin. In het cahier staan mooie afbeeldingen van de kostuums van Malevitsj en er is zelfs een facsimile van de oorspronkelijke uitgave opgenomen. Vertaler Willem G. Westeijn schreef een informatief voorwoord, waarin hij niet alleen de totstandkoming van de opera maar ook de geschiedenis van het Russische futurisme uit de doeken doet. De Russische futuristen komen over als sensationeel en spectaculair in de goede zin van het woord. Tijdens bijeenkomsten in Sint-Petersburg en Moskou werd met beschilderde gezichten poëzie gedeclameerd en men verspreidde hun manifesten en bundels. Bijna aandoenlijk is de huis-tuin- en keukenmentaliteit. Zo werd het eerste manifest getiteld ‘Een klap in het gezicht van de smaak van het publiek’ op bruin bakpapier gedrukt, en voor een van de eerste futuristische verzamelbundels is behangpapier uit de kast getrokken. Tijdens voorstellingen schijnt het publiek vaak te zijn beledigd en werden er vanaf het toneel glazen water en thee in het publiek gegooid. Moet kunnen. Westeijn memoreert ook de bekendste futuristische dichter, Vladimir Majakovski, die rondliep in een door zijn moeder gemaakt geel jasje met een pollepel in zijn knoopsgat. Veel aandacht besteedt hij aan een andere bekende futurist, de dichter Velimir Chlebnikov, die de zaoem, ‘bovenverstandelijke taal’, voorstond, het gebruik van niet-bestaande woorden waarvan de betekenis alleen kon worden ‘aangevoeld’. Westeijn citeert het aanstekelijke en ook vrij begrijpelijke gedicht ‘Bezwering door lachen’, oorspronkelijk afgedrukt in die bundel van behangpapier:

O, barst uit in lachen, lachers!
O, begin te lachen, lachers!
Wat lachen zij met gelach, wat lachen zij lacherig,
O, lach toch belachend!
O, lachbuien van lachwekkers, lach van de lachende lacheraars!
O, lach lachend uit, lach van verlachende lacheraars!
Lachelijk, lachelijk,
Lach, belach, lachschieters, lachschieters,
Lacheriken, lacheriken.
O, barst uit in lachen, lachers;
O, begin te lachen, lachers!

Met deze kennis in het achterhoofd is het weinig verbazingwekkend dat Chlebnikov niet bij de bijeenkomst met Malevitsj en de anderen in Finland ter voorbereiding van de opera kon verschijnen, omdat hij tijdens het zwemmen in Astrachan zijn portemonnee had verloren. De bijeenkomst kreeg de naam ‘Het eerste Alrussische congres van de troubadours van de toekomst’, Chlebnikov zou later de introductie van de opera schrijven. Westeijn noemt die intro van Chlebnikov interessanter dan het libretto zelf, maar Kroetsjonychs tekst komt wat mij betreft ook in het Nederlands behoorlijk opzwepend over, zelfs op papier, al zal het beter tot zijn recht komen als je het allemaal kan horen en zien. Er komen personages in voor met prachtige namen als De Opmerkzame Arbeider, Futuristische Krachtpatser, de Vechtersbaas, de Dikzak, de Man met de Slechte Bedoelingen en de Spreker door de Telefoon. Het heeft zoals te verwachten weinig zin om het verhaal na te vertellen – de traditionele logica ontbreekt – maar als centrale handeling, ook vanwege de titel, zou men de uitschakeling van de zon kunnen beschouwen. De tekst zit vol retorisch vuurwerk en het lijkt wel of in die decembermaand van 1913 de Eerste Wereldoorlog al is uitgebroken op het futuristische toneel. Dat is een gevaarlijke en ook historisch weinig correcte associatie, omdat bijvoorbeeld Chlebnikov niet gecharmeerd was van zijn Italiaanse collega-futuristen. Toen in januari 1914 Filippo Tomasso Marinetti, die overigens op 68-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hartaanval in Bellagio aan het meer van Como zou sterven, een bezoek bracht aan Rusland omschreef Chlebnikov hem weinig vleiend als een ‘generaal die de troepen kwam inspecteren’.

De overwinning op de zon

Bij deze uitgave van het libretto zit geen audiovisueel materiaal, maar voor beeld en geluid van enkele reconstructies kan men op YouTube terecht. Daarop wees de dichter Martin Reints in De Groene Amsterdammer. Reints is te spreken over een van de vertolkingen, maar hij zal net als ik hebben gedacht: dat kan beter. Daarom nodig ik hierbij Reints en andere geïnteresseerden (Willem G. Westeijn?) uit om deze opera later dit jaar op te voeren. Ik verwacht geen sterrencast, integendeel, maar A.H.J. Dautzenberg als De Opmerkzame Arbeider lijkt me een vrij logische keuze. De voorstelling hoeft niet per se in het Stedelijk Museum plaats te vinden, een zaaltje in het Bungehuis (UvA) is ook goed, misschien zelfs gepaster, want deze performance zouden we niet zozeer uit avant-gardistische of artistieke motieven moeten organiseren, als wel omwille van de wetenschap, de educatie, als retrospectief op de Eerste Wereldoorlog zo men wil, om geweld door middel van retoriek en gelach te bezweren. Subsidie hebben we niet nodig om een slecht gestemde piano te vinden. De kostuums zijn niet op een middagje gemaakt, maar misschien is iemands moeder handig met naald en draad, en we kunnen het publiek gerust om een beetje fantasie vragen, er wordt al te weinig aan de verbeelding overgelaten. Bij de ingang zetten we daarom een Futuristische Krachtpatser neer (hiervoor hoop ik Michel Krielaars te strikken), die in plaats van naar iemands identiteitsbewijs naar iemands ‘fantasiebewijs’, de naam van het kaartje, vraagt. Veel tijd hoeft het allemaal niet te kosten, laten we hooguit drie keer repeteren. En ik neem de rol van de Dikzak wel op me, want daar heb ik aanleg voor. En het allerbelangrijkste misschien bij onze opera: zangtalent is niet vereist, sterker nog, zangtalent staat een historische en verantwoorde uitvoering in de weg.

Johannes van der Sluis

Aleksej Kroetsjonych – De overwinning op de zon, Slavische Cahiers nr. 18, vertaald uit het Russisch en een nawoord door Willem G. Westeijn, tweetalige geïllustreerde editie, Uitgeverij Pegasus en Stichting Slavische Literatuur (2013), 106 blz. € 12,50.