Grimmig portret van een ‘heilige’ familie

Mystiek lichaam, de nieuwe roman van Frans Kellendonk, bestaat uit drie min of meer losstaande delen. Het eerste deel beschrijft de verhouding tussen een vader en een dochter, het tweede gaat over het kwellende bestaan van de homoseksuele zoon, en in het derde komen alle hoofdpersonen in een barokke rondedans bijeen in het ouderlijk huis, het landgoed Doornenhof.

Vader A.W. Gijselhart, weduwnaar, geldwolf en antisemiet, is daar buitengewoon ingenomen mee: op het FMygezin heeft hij het nooit gehad, op een familie des te meer. ‘Het gezin,’ zo legt hij uit, ‘is een verband van kettinggangers, hulpeloze kindertjes die geketend zijn aan hun moeder, die weer met handen en voeten gebonden is aan een kostwinner, die zelf weer de slaaf is van zijn baas… Het gezin is hulpeloos, maar een familie is een complete verzorgingsstaat. De familie is economisch weerbaar. Ze kan een zieke verplegen, een huis bouwen, een weg aanleggen als het moet. Een verband van vrije mensen, dat is de familie.’ Heilig noemt Gijselhart dat verband zelfs. Het is een samenstel van mensen die — ondanks alles — op elkaar aangewezen zijn; het is, na de teloorgang van het traditionele gezin, in een chaotische samenleving een verbindend element.

Hypocriet
lg_1175Kellendonks familieleden en degenen die verder door de roman wandelen zijn zonder uitzondering op rijkdom en bezit belust, in moreel opzicht hypocriet, en het kan dan ook niet anders zijn of we moeten de door Gijselhart geroemde ‘Heiligheid’ met een stevige korrel zout nemen. Magda, de dertigjarige dochter, die door haar vader ‘Prul’ wordt genoemd en die alleen maar in watervallen zonder punten en komma’s kan praten, heeft ontdekt dat ze ‘een dwaalspoor’ bewandelt als ze zich niet door haar ‘vrouwelijke bestemming’ laat leiden. Ze heeft zich dus zwanger laten maken door ene Bruno Pechman, een joodse sjacheraar, die haar al eens vijfendertig mille heeft afgetroggeld.

Het nieuws van de zwangerschap komt nóg het hardst aan in New York — daar hangt broer Leendert Gijselhart, ‘Broer’ genoemd, de theoreticus uit van een modernistische homo-erotische kunstbeweging: de Wild Boys. Broers vriend, een ‘rijpere jongen’ zonder naam die hij ooit in Brussel oppikte, ligt aan aids dood te gaan — en Broer wordt hard geconfronteerd met de leugenachtige zinloosheid van zijn geaardheid. Kinderen, het voortbestaan in een ander, zullen er niet komen, en de pretentieuze en mondaine nichtenwereld heeft ‘het enige dat authentiek en oprecht is in de nicht’, zijn liefde, tot een parodie verkwanseld.

Wat in de heterowereld gebeurt als tragedie, herhaalt zich in de homowereld als klucht.

Pervers
Leuk is het niet wat Kellendonk, zelf homoseksueel, Leendert allemaal laat denken, het is in zijn masochistische zelfbespiegeling zelfs wat pervers — en toch zal menig homoseksueel (maar ook: heteroseksueel, waarom niet?) vroeger of later niet om de vragen heen kunnen die Kellendonk opwerpt. ‘Weerzinwekkende onzin,’ zoals Aad Nuis in de Volkskrant betoogde, is het zeker niet; ik denk alleen dat er optimistischer antwoorden zijn dan die waartoe Kellendonk komt. Als het waar is dat iedere homo de homoseksualiteit opnieuw moet uitvinden, wat Kellendonk naar mijn idee terecht beweert, dan lijkt me dat eerder winst dan verlies. Het doet mensen zich van elkaar onderscheiden, en ‘distinctiedrift is levensdrift, eenheidsdrift is doodsdrift’ — zie het motto van Carry van Bruggen dat Kellendonk aan het derde deel van Mystiek lichaam meegaf.

Dat derde en laatste deel stelde me teleur. Het is even prachtig geschreven als de eerste twee delen, vol humor en ironie; maar het verhaal krijgt naarmate het einde nadert steeds meer de contouren van een groteske. Magda’s kind, Victor, wordt geboren, A.W. Gijselhart meet zich de rol van een vaderlijke grootvader aan, Leendert keert naar huis terug, en dan verschijnt ook Bruno Pechman nog op het toneel.

Zijn aanwezigheid alleen al geeft aanleiding tot een golf van antisemitische opmerkingen en hij wordt door Leendert — die inmiddels ook aids onder de leden heeft – met een buks achterna gezeten. ‘Doe niet zo Zuideuropees,’ roept Magda tegen haar broer, en aan die waarschuwing had ook Kellendonk zich in de laatste pagina’s meer mogen houden. Met het vertrek van Magda, Bruno en Victor naar ‘koekoeksklokkenland’ gaat zowel de heilige Gijselhart-familie als het verhaal ten onder. Zo betekenisvol als de eerste twee delen waren, zozeer liet het derde me met lege handen achter. Maar dat zal Kellendonk niet anders bedoeld hebben.

Anton Brand

Frans Kellendonk – Mystiek lichaam, Meulenhoff, Amsterdam, 196 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 30 mei 1986.