Vertaal die Jesse Ball snel in het Nederlands!

Ken je dat gevoel? Je hebt zojuist een onwaarschijnlijk goede schrijver ontdekt, eentje die precies verwoordt wat er in jouw hoofd omgaat en qua stijl overduidelijk bij je past. Onderweg naar huis brandt het boek in de binnenzak van je jas. Je kan niet wachten om het open te slaan. Je wilt niets liever dan je volledig terugtrekken uit deze wereld en jezelf overgeven aan het universum van die persoon. Met een hemelsbrede glimlach, waardoor je er voor nietsvermoedende voorbijgangers waarschijnlijk uitziet als een psychopaat op weg naar een kinderfeestje, maak je grote sprongen huiswaarts. Het liefst zou je die schrijver met niemand delen. Hij of zij is van jou alleen. Het liefst steek je het boek telkens in je binnenzak als je de deur uitgaat. Elke dag opnieuw. Je verbergt het onder je trui, dichtbij je hart, om het nooit aan iemand te hoeven laten zien. Omdat het boek onderdeel van je is. Omdat jij de schrijver bent geworden, en de schrijver is jou.

Met enige terughoudendheid begon ik dan ook aan dit korte essay over Jesse Ball. Omdat hij van mij is. Omdat ik hem eigenlijk met niemand wilde delen. Maar er komt altijd een moment dat je anderen van je gelijk probeert te overtuigen, dat je als een profeet wilt verkondigen: ‘Zie je wel, ik heb het altijd al gezegd.’ Jesse Ball is the next big thing. Ik vrees dat het uur geslagen heeft, dat het tijd is om zijn naam met de wereld te delen. Maar ik doe het met de nodige tegenzin, besef dat goed. Dat wil ik bij voorbaat meegeven. En trouwens, zijn doorbraak zal toch niet lang meer op zich laten wachten.

Ik ontdekte Jesse Ball bij toeval, toen ik naar een interview met de schrijver Nathaniel Rich luisterde. Op de vraag welke hedendaagse auteurs uit Amerika hij volgde, noemde Rich terloops zijn naam. Ik had nooit eerder van hem gehoord. In het verdere verloop van het interview volgde geen pleidooi, maar zijn naam bleef in de daaropvolgende dagen bij me hangen. Ik googlede een paar titels, las de synopsissen en bekeek zijn biografie. Ball bleek naast romans ook gedichten te schrijven. Op YouTube waren weinig filmpjes te zien. In The American Book Centre op het Spuiplein was slechts één dichtbundel beschikbaar, March Book uit 2004. Toen ik de bundel doorbladerde, vond ik echter geen aansluiting. Zijn website Jesse Ball was a SPY, but has retired to the COUNTRY trok wel mijn aandacht, vooral vanwege die komische titel, maar ook daar vond ik weinig houvast. Zijn naam dreigde langzaam weer in de donkere hoeken van mijn bewustzijn te verdwijnen.

En toen, niet lang daarna, kwam ik bij een tweedehands boekwinkeltje Samedi the Deafness tegen. Ik las het in één ruk uit. En opeens, opeens zag ik het. Het verhaal trof me diep in mijn binnenste. Balls debuut uit 2007 is een bizarre parabel over James Sim, een ‘mnemonist’ die op een ochtend in een park een stervende man ontdekt. Voordat hij zijn laatste adem uitblaast, fluistert de man één woord in zijn oor: Samedi. In de zeven dagen daarna komt de hoofdpersoon in een web van leugens, complottheorieën en achtervolgingen terecht. Hij wordt opgesloten in een instelling waar niemand de waarheid spreekt, ook de directie niet. Doktoren en patiënten: iedereen liegt. Wat volgt is een kat-en-muis-spel, waarin Sim probeert te ontdekken welke ramp zich op de zevende dag zal voltrekken.

Toen ik de novelle uit had, moest ik meteen denken aan de spookverhalen zonder spook van Paul Auster, aan de bureaucratische absurditeiten van Franz Kafka, aan driedimensionale tekeningen van Escher. In Samedi the Deafness lijken ruimtes en decors continu te veranderen, personages wisselen om de haverklap van naam en liegen er lustig op los. Het boek is geen meesterwerk, maar ik herkende meteen een schrijver die niet bang is om iets anders te doen. Ball gooit verschillende genres door elkaar. Hij durft in stijl uit te pakken. Vormtechnisch schakelt hij gemakkelijk tussen prozaïsche, poëtische teksten en rechtlijnige beschrijvingen. Hij denkt groots, een eigenschap die ik vandaag bij jonge Nederlandse schrijvers regelmatig mis. Maar hier sprak een schrijver die aan mijn liefde voor fictie, thriller en filosofisch-psychologische romankunst beantwoordde. Ball verenigde alles in één: ernstige poëzie met platvloerse grappen, heftige emoties met verstilde natuurbeschrijvingen. Ik was verslaafd. Ik moest alles van hem hebben.

Within a short while all the water had drained from the bath. The room was quiet. No room can be so quiet as a quiet bathroom in an empty house. Everyone has left for the country and I am still here. And he remembered small things he had done wrong here and there throughout his life and felt that this was some accounting of blame – he was being paid back in kind. And then he thought of kind voices reading old stories. He thought of the ease of paper boats on a Victorian pond. He thought of marzipan and weasels, of Easter on easels and trees shed of last year’s leaves. Many were present then in him, and one was his brother. I will say, said he, that the lily when it blossoms is the name for four-fold ovens. But that’s meaningless. No, no. Four-fold ovens and the cleverness of hands. A man with the skill of setting traps. A bird with one eye because he has been painted only in profile. We shall not let him turn, not until he has sung his supper. (uit: Samedi the Deafness, blz. 158)

In Amerika is Ball inmiddels een bekende naam. Na Samedi the Deafness, A Way Through Doors (2009) en The Curfew (2011) is zijn laatste roman Silence Once Begun (2014) daar lovend ontvangen. Balls verhalen draaien vaak om sociaal-politieke thema’s. Ze spelen zich af tegen de achtergrond van uitzichtloze dystopieën, in werelden die ergens op onze huidige samenlevingen lijken, maar er tegelijkertijd ver vanaf staan. Zoals in The Curfew, een surreëel en soms absurd verhaal waarin een violist in een apocalyptische stad, waar alle muziek is verdwenen, op zoek moet naar zijn vrouw. Ook in dit werk is Ball niet bang om grote thema’s á la George Orwell en Aldous Huxley aan te halen. Ik ging blindelings met hem mee.

Vervolgens zocht ik naar zijn inspiratiebronnen en helden. Ik leerde de Japanse schrijver Kobo Abe kennen, die voor Silence Once Begun de blauwdruk leverde. Ik herlas Daniil Charms, de Russische absurdist met wie Ball regelmatig wordt vergeleken. Ik raakte verslaafd aan zijn interviews en anekdotes, aan zijn ideeën over schrijven en een leven in afzondering, aan zijn behoefte aan privacy. Ik fantaseerde dat ik zijn colleges mocht bijwonen, over het nut van liegen. Ik droomde dat hij schrijftips gaf. Omdat ik me, na John Coetzee en Paul Auster, voor het eerst identificeerde met een schrijver die relatief onbekend was, wilde ik hem totaal in mij opnemen. Hij moest van mij worden.

Maar tegelijk weet ik dat je een schrijver niet kunt claimen. Zo werkt dat niet. Ik troost me daarom met een andere gedachte. Het geeft wellicht een gerust gevoel dat ik misschien over een, twee jaar over straat loop, een boek van Jesse Ball bij Scheltema tegenkom en de verrukking die ik voel niet meer hoef uit te leggen. Omdat hij ooit van mij was. Ik gun daarom iedereen eenzelfde ervaring. Een ervaring waarin je jezelf compleet verliest en wordt opgeslokt door Balls fantastische universum. Tegen die tijd heb ik waarschijnlijk een nieuw slachtoffer gevonden.

Dus beste dames en heren uitgevers: vertaal die Jesse Ball snel in het Nederlands! En mocht u nog geen kandidaat-vertaler op het oog hebben…

Justin Waerts