De grens is een stippellijn

De grote geschiedenis is via de beperking beter inzichtelijk te maken. Projecteer het verhaal op een groep of een enkel individu of neem, zoals in het geval van het non-fictie boek Schampschot van de journalist Paul van der Steen (1969), een dorp als haak waaraan je schildering kan worden opgehangen. Het Zuid-Limburgse dorp Eijsden ligt vlak bij de Belgische grens. Je hoefde daar in de augustusmaand van 1914 maar op de Mescherberg, de plaatselijke bult, te gaan staan om de opmars van de Duitse troepen te kunnen zien.

steen schampschotMaar de ‘toeristische attractie’ werd al snel een grimmig verhaal. Dorpen aan de overzijde van de Maas werden geplunderd en platgebrand. Veel bewoners hadden (familie)banden met de Vlamingen. De uitbater van het café en de directie van de zinkwitfabriek waren bijvoorbeeld van Belgische origine.

De Pruisen, slechts op doortocht naar Frankrijk, gebruikmakend van het aloude excuus ‘uw grondgebied loopt gevaar, we schieten u te hulp’, zagen door propaganda, (historische) paranoia en drank in de meest onschuldige bewoners zogenaamde franc-tireurs, zeg maar guerrilla’s. Er werd vaak beestachtig huisgehouden. Gevolg: een vluchtelingenstroom naar het neutrale noorden.

De titel is zeer treffend. De neutraliteit van Nederland was wankel. Het heeft soms maar weinig gescheeld of het koninkrijk was bij de gevechtshandelingen betrokken. Met veel kunst- en vliegwerk heeft men het strijdtoneel weten te schampen. In de grensgebieden had men traditioneel veel met de ‘overzijde’ van doen. Bestuurlijk gezien, in verenigingsverband en aangaande de (al dan niet legale) handel. Grenzen zijn, voor zover ze niet brede rivieren volgen, onnatuurlijk en de mens heeft een innerlijke drang om scheidslijnen te verleggen.

Het is dat de Duitsers het belang van een neutraal achterland inzagen: een min of meer vrije doortocht naar de Nederlandse havens, een handelspartner, een bevoorradingslijn. Wanneer ze het Nederlandse grondgebied zouden schenden, bestond er bovendien het gevaar dat er een nieuw front zou ontstaan. En op een aanval in de flank, eventueel met behulp van Engelse troepen zaten de Duitse bevelhebbers niet te wachten.

Van der Steen heeft zijn boek opgedeeld in drie segmenten: de augustusmaand van 1914, de vier moeilijke jaren die daarop volgden en de rol die Eijsden speelde bij de vlucht van de Duitse keizer naar Nederland. En passant behandelt hij de schaarste, de smokkel, de spionage, het overheidsbeleid aangaande de opvang van vluchtelingen, de toen nog machtige zuilen, de grote standsverschillen, de bouw van de Dodendraed, het eerste IJzeren Gordijn van het moderne Europa, de Spaansche Griep – ‘At the end of the war the germs killed more of our boys then the Germans’ – en na het einde van het conflict het opkomende socialisme en de claim van België op de provincies Zeeland en Limburg.

Sterk is dat hij, vooral in het tweede gedeelte, naast enig cijfermateriaal ook persoonlijke verhalen vertelt. Bijvoorbeeld dat van de van de veldwachter aan wie door het gemeentebestuur een behoorlijk uniform, een wapen en gelden wordt onthouden. Het geheel zorgt voor een goed beeld van de vaak moeizame handel en wandel van de grensbewoners, zij die toevalligerwijs aan de goede zijde waren beland. Waar men van overheidswege en in persoon aanvankelijk zeer hulpvaardig was, nam die bereidheid door toenemende schaarste en werkloosheid al snel af.

Her en der valt Van der Steen wat betreft de beschrijving van de historische achtergrond een weinig in herhaling. Als geschiedschrijving van een dorp en als eerste introductie op het complexe onderwerp van de Groote Oorlog is Schampschot geslaagd. Voor de kenner bevat het boek zo goed als geen nieuwe invalshoeken.

Guus Bauer

Paul van der Steen – Schampschot. Balans, Amsterdam. 224 blz. € 19,95.