Bloedend hart

(een persoonlijke geschiedenis in 50 en enige Nederlandse levensliederen).

Een leuke vraag voor dode kroegmomenten: ‘welke Nederlandstalige smartlap vat de tragiek van je leven totnogtoe het best samen?’ In de tijd dat ik nog met enige regelmaat meer dan anderhalf glas bier dronk in het gezelschap van andere eenzame rukkers, stelden we elkaar onophoudelijk zulke vragen: ‘Wat is de gekste plek waar je het ooit gedaan hebt?’; ‘Welke drie ervaringen hebben je leven een beslissende wending gegeven?’ ‘Waar had je je eerste orgasme?’ Omdat mijn geheugen, ondanks mijn gevorderde leeftijd, nog altijd ver boven het landelijk gemiddelde functioneert, schud ik op feestjes weleens iemand de hand die niet meer weet wie ik ben, terwijl ik wel degelijk heb onthouden dat de kalende grijze knakker tegenover me zijn eerste kwakkie loosde in een geruite theedoek. Had ik diezelfde heer vijfentwintig jaar geleden de vraag gesteld naar de smartlap van zijn leven, dan had hij ongetwijfeld geroepen ‘Jan Boezeroen, De fles!’ Zelf was ik die avond waarschijnlijk met ‘Comment ça va’ op de proppen gekomen. Een kwart eeuw geleden was er niemand die de kern van mijn dagelijkse zorgen nauwkeuriger wist te raken dan Eddy de Heer, de leadzanger van De Shorts:

‘Maar lang mocht het niet duren
Nu ben ik hier en zij is daar’

Maar, in de woorden van een andere Nederlandstalige artiest voor wie ik uiteindelijk meer bewondering heb: ‘het leven gaat door.’ Als je al twintig jaar met dezelfde vrouw door het leven gaat en ‘hier’ en ‘daar’ maar zelden verder uit elkaar liggen dan de keuken en de badkamer, dan mag je niet meer klagen. Nou ja, niet over de Slauerhoffiaanse verre prinsessenmalheur van Eddy de Heer. Gelukkig voor mij en de smartlappenindustrie blijft er altijd wel wat te huilen over. Voor armoe, eenzaamheid, teleurstelling, Weltschmerz en dood bestaat helaas geen bel-me-niet-register. En zo kan het gebeuren dat je op een donkere, winderige en natte decemberzaterdag in de trein tussen Lelystad en Almere volschiet als Hazes door je koptelefoon zingt:

‘Met bloed, zweet en tranen
Zei ik vrienden, dag vrienden de koek is op.’

Maar om nou te zeggen dat dat het Nederlandstalige lied is dat een halve eeuw moi ten voeten uit karakteriseert… Zelfs Hazes zelf heeft, met het rijmwoordenboek bij de hand, wel toepasselijker dingen gezongen:

‘Het was er warm en druk / ik zat naast een lege kruk’

Of:

‘Nu sta ik voor je / ‘k ben weer blijven hangen in de kroeg’.

Nee, met Hazes en De Shorts alleen komen we er niet. Het leven is geen zkv, het mijne niet in elk geval. Mocht iemand mij ooit vragen naar de smartlap van mijn leven, dan zou ik zeggen: ‘haal nog maar even wat te drinken, dit gaat even duren.’

Voor wie nu nog niet aan voelt komen dat dit een serie wordt: dit wordt een serie. Een verslag in 51 delen van mijn haat-liefde-verhouding met de Nederlandstalige liedkunst. Meer liefde dan haat, overigens, de woorden van mijn vrouw indachtig dat haat slecht is voor de ziel. (Moet zíj zeggen, trouwens. Ik zie heus wel hoe ze naar me kijkt, als ik onder de afwas op mijn allergevoeligst ‘De glimlach van een kind’ zing.)

Als iemand mij de moeder aller dodekroegmomentvragen stelt (met welke muziek hoop je de rouwende meute bij jouw kist aan het huilen te krijgen?) moet het uur wel erg naar weemoed zwichten, wil ik met een Nederlandstalig lied op de proppen komen. Het kan zijn dat ironie tegen die tijd weer oogluikend wordt toegestaan. Dan zeg ik misschien: ‘Mieke Telkamp, natuurlijk, vanwege haar meesterlijke bewerking van Amazing Grace; een compacte weergave van alle wezenlijke vragen die een mens zich stellen kan.’ Maar de kans dat ik mijn nabestaanden postuum terroriseer met kreupele zinnen als:

‘En hoe lang, ja hoe lang nog duurt de tijd
Dat wij zijn bevrijd’

is te verwaarlozen. Als dat uitlekt, komt er helemaal niemand meer. De kans is aanzienlijk groter dat het iets van Johnny Cash of Lou Reed wordt. Of een moppie Chopin, dat is muzikaal wellicht interessanter dan (ik noem maar wat) Het Smurfenlied of Boer Harms, van de Dutch boys.

Dat ik me in dit geval beperk tot Nederlandse levensliederen heeft – alweer – te maken met mijn vrouw. Toen ik haar in 1997 een citaat van Bob Dylan mailde, met de bedoeling haar rechtstreeks in het hart te raken, liet ze me per ommegaande weten dat ik eerst maar eens in het woordenboek moest opzoeken wat het verschil was tussen ‘breaking like a little girl’ en ‘breaking up like a little girl.’ Als ik mijn LOI-deelcertificaat Engels binnen heb, doe ik het misschien nog wel eens over: mijn leven in 55 Dylan-songs. De komende 51 afleveringen beperk ik me tot het Nederlandse taalgebied. Van de Zuiderzeeballade tot Watskeburt, van Koos Speenhoff tot Ali B.

De titel, tot slot, is ontleend aan een nummer van De Dijk, misschien wel het waarachtigste levenslied ooit door een Nederlandse band vertolkt. Hoe ik daarbij kom, vertel ik in aflevering 18.

Erik Nieuwenhuis