Van secundaire natuur – Het leven van Thérèse Cornips

Guus Middag vertelt in Met een bevroren jas en een geleend tientje. Herinneringen van Therésè Cornips het leven van een vrouw die zich slachtoffer voelt van haar ‘secundaire natuur’: ze reageert, maar ageert niet. Uit de herinneringen van Cornips (Maastricht 1926) blijkt dat de vertaalster – zij is vooral bekend van haar levenswerk, de vertaling van Marcel Prousts À la recherche du temps perdu – en kunstenares altijd een vrouw was ‘van iemand’: van haar overheersende en kille moeder, van de claimende dichter Chris van Geel en haar laatste geliefde Carlos van Regteren Altena.

Met_een_bevroren_jasMiddag geeft het turbulente leven van een vrouw die meestal op de achtergrond bleef aansprekend weer. Hij laat zien hoe Cornips haar leven in dienst stelt van anderen en de literatuur. Aan het einde van het boek lezen we bijvoorbeeld het volgende commentaar van Cornips over het geschreven portret:

Ik ben nu zo’n beetje aan het einde van mijn leven gekomen en ik lijd niet aan een of ander syndroom van eergevoel. Ik behoor ook niet tot de mensen die vinden dat je eerst twintig of vijftig jaar dood zou moeten zijn voordat er iets in het openbaar mag verschijnen. Daarvoor vind ik mijn eigen privédingen niet belangrijk genoeg. […] Een boek is een boek – dat ben ik niet. […] Een boek is iets dat er een tijd lang is – ik verga tot as.

Deze visie op haar eigen vergankelijkheid en nietigheid vat haar leven samen. Van kleins af aan had Cornips in haar ouderlijk huis het gevoel dat ze er niet mag zijn. Haar leven was getekend door depressie. Volgens Cornips is dit te wijten aan een te strenge en kille moeder en een vader die herhaaldelijk benadrukte dat zij waarschijnlijk niet zijn dochter was. Al is voor de buitenstaander op de bijgevoegde foto’s duidelijk te zien hoe dochter en vader op elkaar lijken, hij was er stellig van overtuigd dat zijn vrouw hem had bedrogen.

De titel van Middags werk verwijst naar de vlucht van Cornips uit haar ouderlijk huis rond haar twintigste – ‘met een bevroren jasje’ dat in de winter buiten hing te drogen – nadat ze was gedwongen weer bij haar ouders in te trekken. Ze vlucht liever in armoede de kou in dan dat zij toegeeft aan de kleinburgerlijke verwachtingen van haar ouders. Uit zulke verhalen blijkt hoeveel karakter er eigenlijk in deze vrouw zit, een vrouw die zichzelf juist als niet veerkrachtig en assertief wil zien. Uit andere herinneringen spreekt de woede die Cornips kan voelen. Tekenend is bijvoorbeeld haar wrok op Rokus Hofstede die in een kritisch stuk over Proust-vertalingen aankaartte dat er nog een moet komen die de ‘zinnelijkheid’ van Proust laat zien. Volgens Cornips had hij haar werk duidelijk niet goed gelezen.

Andere fragmenten laten zien dat Cornips wel weet hoe belangrijk ze was voor de mannen in wiens schaduw ze anders zegt te staan. In haar herinneringen aan Chris van Geel – een van de belangrijkste mannen in haar leven – maakt ze zonder aarzeling duidelijk welke rol ze in zijn leven als dichter speelde. Ze hielp hem gedichten af te ronden, reikte hem toevallig dichtregels aan en zelfs zijn bekendste bundel verwijst naar haar: Spinroc.

In zijn voorwoord schrijft Middag dat hij eigenlijk over Van Geel wilde schrijven en daarbij ontdekte dat Cornips bijzonder intrigerend over haar bewogen leven vol armoede en verdriet kon vertellen. Het leven van Cornips spreekt voor zich – Middag heeft een pareltje van de literaire wereld gevonden. Er is maar één kritiekpunt te noemen aan Middags werk: de stem van Cornips is pas laat te horen. Hoewel Middag heeft gekozen voor een vertellend ik lijkt niet Cornips maar een willekeurig persoon aan het woord. Pas tegen het einde van het portret lijkt Middag het taalgebruik en de stijl van de vertaalster te pakken te krijgen. Wie zich aan het begin stoort aan de al te nuchtere verteltrant moet dus geduldig zijn – het is de moeite waard.

Christina Lammer

Guus Middag – Met een bevroren jas en een geleend tientje. Herinneringen van Therésè Cornips. Van Oorschot, Amsterdam, 240 blz. € 19,95.