Ik ga het opnemen voor Daniëlle Serdijn. Onlangs werd op deze site een bericht geplaatst, waarin zij voor de zoveelste keer als recensent van lik-mijn-vestje werd ‘ontmaskerd’. Heel slim speelt Serdijn het spel niet, maar Oscar Wilde zei het al: ‘I never read a book I must review; it prejudices you so.’ En wie is er ooit gelukkig geworden van het uitlezen van een boek van Arthur Japin? Nou dan.

Serdijn heeft met haar recensies gezorgd voor apocriefe eindes, riep spookboeken in het leven en interpreteerde – geheel in de Utrechtse traditie van het surrealisme – er vrolijk, maar doelloos, op los; daarmee heeft ze, en dat wordt in het geloei van verontwaardiging over het hoofd gezien, teksten aan de literatuur toegevoegd. Zijn de schrijvers haar dankbaar? Nee. Ondankbaar gespuis.

In de reacties op het bericht over Serdijn spreekt collega Guus Bauer over ‘kaft tot kaft lezers’. Als ik hem goed begrijp, zijn dat recensenten én lezers die elk boek dat ze onderhanden nemen van kaft tot kaft echt lezen. Ik viel bijna van mijn stoel van verbazing. Wat een nutteloos tijdverdrijf, boeken van kaft tot kaft lezen. Het is een wonder dat de gemiddelde recensent niet na een jaar of tien gillend wordt afgevoerd naar het gekkenhuis.

Laat ik mijn eigen methode inzichtelijk maken.

Af en toe bespreek ik een dichtbundel voor deze website. Meestal staat daar poëzie in, wat het van kaft tot kaft lezen vergemakkelijkt. Dichters hebben de neiging de pagina niet helemaal vol te schrijven, een enkele uitzondering daargelaten. Die bundels komen, na binnenkomst, op een stapel terecht. Een enkel boek blader ik even door.

Meestal weet ik van alle bundels meteen wat mijn oordeel is. Harry Mulisch zei altijd dat hij meteen kon zien, aan de uitvoering van een boek, wat hij ervan vond. Ik sluit me bij de meester aan. Soms volstaat het zelfs, om aan een boek te ruiken. Een boek dat niet lekker ruikt, is geen goed boek. Het is jammer (en een cliché van hier tot Tokyo), maar wel waar.

Voor bundels geldt: wat Piet Gerbrandy goed vindt, vind ik slecht. Een duidelijk handvat. Een baken in roerige tijden. Is de dichter van de mij toegestuurde bundel politiek actief? Toedeledokie, en tot in de dithyrambentijd. Flauwe verzen, die op in stukken geknipt proza lijken? De papierbak lonkt. Alles wat goed bedoeld is, gaat in de mini-bibliotheek.

Dan komt het zwaardere werk. De selectie.

De nieuwe bundel van Martijn Benders? Aardig. Jammer genoeg alleen printing on demand beschikbaar, maar toch, zo van buiten gezien lijkt me dat niet onaardig. Waarom de bundel in juni verscheen en in oktober pas werd rondgestuurd? Raadsels, die alleen de uitgever van de bundel kan oplossen. Jammer genoeg is hij nooit bereikbaar. Zal ik de bundel positief recenseren en de auteur de schrik van zijn leven bezorgen? Misschien een leuk idee.

Een nieuwe bundel van Willem Thies. Die jongen schrijft altijd van die lange recensies. Diepgravend, moet je dan zeggen. Wel zo beleefd om een keer iets terug te doen. En hij is nog aardig ook. Dat maakt het helemaal een ellende. Voorlopig maar even hop, door de oubliette, pardon, op de stapel. Ik kan die bundel nooit zo doorgronden als Thies zelf zou kunnen. Het eerste gedicht uit de bundel is wel erg goed, maar toch: even niet.

De zevenhonderdste bundel van Erik Spinoy. Ja. Ik vind hem, sinds hij mij een werkbeurs onthield, niet lief. Jammer genoeg zijn de gedichten goed. Die ga ik dus zeker niet bespreken. Hallo zeg. Een eenmaal gevormd oordeel over mens en werk moet je niet al te abrupt veranderen. Op de stapel ‘cadeaus voor mensen aan wie ik een hekel heb en bij wie ik nooit meer wil worden uitgenodigd’.

Ineke Riem? Dat zal wel een pseudoniem zijn. Ik bedoel, hallo, wie heet er nu Ineke Riem? Net als Delphine Lecompte. Oh wacht, nee, die bestaat echt. Ik heb haar zelfs ooit ontmoet. Die wel. Allebei een nieuwe bundel, en allebei op de stapel ‘eventueel bespreken; welwillend tot positief’. Lies van Gasse? Bij Erik Spinoy. Maarten Inghels? Boek niet negatief bespreken. Dan wordt Heel Vlaanderen Boos en steken ze Tzum in de brand.

Het is, als je het goed bekijkt, een soort patience, recenseren. Je schuift wat boeken heen en weer en ineens, op een dag, schrijf je een stukje. Maar nu nog niet. Nu neem ik het alleen op voor Daniëlle Serdijn. Mijn voorbeeld.

Chrétien Breukers