Waar knekelmans danst

Een van de velen die in dit annus horribilis (wat ontvallen cultuurdragers betreft) door Charon is overgezet is de artpunk Peter Pontiac (*1951), een vrijgevochten tekenaar, een echte beeldschrijver, stammend uit de undergroudscène, maar door de ‘bovenwereld’ ook veelvuldig bekroond, onder meer met Stripschapprijs en de Marten Toonderprijs.

Postuum is een werk verschenen dat een tijd lang in de kast heeft gelegen, maar dat PP een paar jaar terug weer heeft opgepakt, getiteld Styx, met als spottende, fijn koketterende ondertitel of: de zesplankenkoorts. Pontiac had de vorm van dit boek heel duidelijk voor ogen, namelijk opgehangen aan de veertien staties, het beeldverhaal van de lijdensweg van Jezus, maar ditmaal met de dood in de hoofdrol. Zwaarmoedig, zult u wellicht denken, maar daarvoor is Pontiac Pilatus toch te humorvol, te zelfspottend.

In de eerste statie wordt het knekelpakhuis beschimpt. Geen genade voor de dood kopt een dagblad onderin in een hoekje, een meisje met een T-shirt met ‘I hartje LIFE’ houdt een protestbord op met de slogan Weg met de dood. Meteen daarna de burelen van de uitgeverij in het jaar 2001. De uitgever wil graagstyx een vervolg voor het succesvolle Kraut, een grafische roman over het landverraad van de vader van PP die hij een biografiek noemt. De vermaarde en daar nog breeduit tandende uitgever Joost Nijsen doet een suggestie: een boek over Pontiacs moeder. ‘Nee, Joost mag het weten,’ overpeinst een kettingrokende tekenaar. ‘Niks autobiografisch. Over zoveel … Jezus … eh … over de dood?’

Tot zijn verbazing vindt de uitgever het een goed idee en Pontiac gaat aan de slag. Wanneer hij zelf zijn laatste snik zal laten, heeft hij in ieder geval magere hein bevochten, met de illusie van een gelijkspel in gedachten. Het blijkt al snel dat hij zich aan het onderwerp heeft vertild. Een mooie kwaaie kop van uitgever Nijsen, die de tekenaar achter de vodden zit. Het boek verdwijnt in de la, de dood wordt te ruste gelegd. Sowieso iets voor veel en veel later zorg.

En dan is later, veel sneller dan je denkt, ineens gekomen. Het boek herrijst doordat Pontiac ineens in 2010 waker wordt met een paar olifantspoten. Door het roken, door suikerziekte, door een hartkwaal, door de drank? De dokter wil bloed zien. Het resultaat: een hepatitis C-besmetting, een ziekte die sowieso pas sinds 1989 bekend is en die via bloedcontact wordt overgedragen. Een hergebruikte naald uit de afgesloten junkenperiode van pakweg twintig, dertig jaar eerder. Het levert spookachtige beelden op van grote levers, van de hepatitis-zee waarin haaien rond een levereiland zwemmen waarop knekelmans danst.

Magere Heineken moet elders zijn vertier gaan zoeken. De fles gaat definitief aan de kans. Er volgen nog wat onderzoeken, die allemaal zeer smakelijk, ja, smakelijk worden verteld en uitgebeeld. PP is en blijft een onverbeterlijke, heerlijke cynicus. Het heeft iets weg van een circus, je hebt een hekel aan de acts, maar wilt toch blijven kijken. Het variété van de bijverschijnselen. De zelfspot als redding van de blues. Het is allemaal nog niet helemaal echt, definitief. De mens, en de creatieveling in het bijzonder, houdt zich nu eenmaal graag van den domme aangaande het eigen einde. PP blijkt een ernstige cirrose te hebben.

De dood krijgt zijn eigen kist te dragen (in plaats van Jezus het kruis), de dood ontmoet de bedroefde moeder. De staties zorgen voor een bevreemdende ordening, worden respectievelijk gevolgd door de dood van verschillende vrienden en door de dood van de moeder van de tekenaar. De geïnkte (zwart-wit) pagina’s houden daarna al snel op, ongeveer in het midden van de hardback. De Marten Toonderprijs is onder veel gejuich ontvangen. De Oranjes nodigen hem uit bij de ‘uitblinkerslunch’, maar leve de monarchie, PP gaat liever in op de uitnodiging van zijn vriend Anti om twee weken op Kreta bij te komen. Op deze wijze, wellicht nog met de schetsen van de overgebleven tien staties, had het boek al uitgebracht kunnen worden. De dood treedt in, de dood treedt uit – en de belangrijkste laatste statie – de haat wordt gedood. De oude hippie, de idealist spreekt.

In het tweede gedeelte leer je meer over de ontstaansgeschiedenis van dit boek en over het verloop van de ziekte(s) middels chronologische e-mails aan vrienden/vriendinnen/collega-kunstenaars en familieleden, het geheel omlijst met nagelaten tekeningen, handschriften, storyboards, omslagontwerpen en (vaak hilarische) krabbels. Pontiac blijkt opnieuw een man die zijn pen ook duchtig voor het woord kon hanteren. Aanstekelijk, ontroerend, de bekende ongelijke strijd. Styx is een tour de force, ver over het graf heen. Maar ja, je kunt ook niet over de dood schrijven, alleen over het sterven en dus over het leven. Het is een goede zaak dat een uitgever niet meteen het bijltje erbij neer heeft gegooid na het heengaan van de auteur. Juist dat onafgemaakte heeft vaak, en ook in dit geval, een intrigerende, bijna dwingende werking. Memento mori, maar dan wel op de wijze van Peter Pontiac.

Guus Bauer