Een hapklare brok vol met duiding van het leed dat leven heet

Na de twee succesvolle romans Vele hemels boven de zevende en Kom hier dat ik u kus wijdt Griet Op de Beeck zich aan het schrijven van een, ja van wat eigenlijk? Volgens het persbericht en de tekst op de binnenkant van de achterflap is Gij nu geen roman, ‘maar Gij nu is geenszins een verzameling per ongeluk bij elkaar geplaatste verhalen. Het is wel degelijk de bedoeling om bij het begin te beginnen en door te lezen tot het eind, om dan te ontdekken dat het boek meer is dan de droge optelsom van de afzonderlijke delen. Niet omdat er anekdotische verbanden zouden bestaan, maar omdat de schrijver probeert op deze manier iets te vertellen wat de lotgevallen van de vijftien individuen overstijgt.’

gij nu op de beeckWat is Gij nu dan wel? Dat antwoord heeft de uitgever gelukkig niet voorgekauwd en dus is het aan ons om dat te bepalen. Laten we op zoek gaan naar de status van het laatste boek van deze immens populaire schrijfster.

Bij een verhalenbundel staat het de lezer vrij om te beginnen bij een willekeurig verhaal en om in een arbitraire volgorde de verhalen te lezen. Gij nu bevat geen inhoudsoverzicht met paginaverwijzingen, waardoor de uitgever en de schrijfster het de lezer moeilijk hebben gemaakt om zomaar ergens te beginnen met lezen. Braaf heb ik het boek dus van kaft tot kaft gelezen, om daarna te gaan grasduinen. Wat opvalt, is dat de vijftien afzonderlijke verhalen een strak keurslijf kennen qua opbouw. Dertien verhalen bestaan uit vier delen, twee uit vijf en een verhaal begint bij deel 4 en telt dan terug naar deel 1. Ieder verhaal vangt daarnaast aan met een zin uit het verhaal, gepresenteerd als motto. De lezer hoeft niet zelf te bedenken wat de belangrijkste of mooiste zin uit dat deel is, dat is al bepaald. Die zinnen worden op onbegrijpelijke wijze zonder interpunctie en stilistisch als een soort gedicht gepresenteerd. Ze geven een staalkaart van de thematische inhoud van dit boek: ‘er moet betere ellende/ bestaan dan deze zei ze/ en ze lachte’; ‘zijn familie geloofde heilig / dat doen alsof eigenlijk ook / een kunst was’; ‘het beginnen van de dingen dat was vaak / toch het mooist’; ‘terwijl hij zich probeerde voor te doen als mens / onder de mensen’; ‘ wat niet meer wordt verwacht telt dubbel / had zij ontdekt’; ‘hij wist dat geduld iets was / wat je moest hebben’; ‘ook wanhoop kan opraken / had zij ontdekt’; ‘mensen gilden alsof ze op een rollercoaster zaten / maar dan zonder het plezier’; ‘dood moeten we allemaal maar voor Beppie / was het toch nog te vroeg’; ‘een kind dat ontbreekt is meer aanwezig / dan degenen die er zijn’; ‘dat wat een mens dan maar het lot noemt eigenlijk / een stuk van zijn binnenkant is waar nog niet/ naar werd gekeken’; ‘ergernis is makkelijker dan / verdriet dat wist hij wel’; ‘een donkere rookpluim walmt ernstig de lucht in een / vreemde geur verspreidt zich een goudvink maakt / zich tsjilpend uit de voeten alsof hij groot onheil wil / ontvluchten nu het nog kan’; ‘misschien is gemis wel het meest tastbare bewijs van / geluk moest hij toen denken; ‘misschien was dat wel echte / eenzaamheid meer nog dan geen mensen zien / eigen gedachten die niet worden tegengesproken’.

Zoals al blijkt uit de motto’s gaat het in dit boek om mensen die worstelen met het bestaan en met de existentiële eenzaamheid die eigen is aan het leven. Ook getuigen de meeste motto’s van een weifelende en zelfkritische houding van de hoofdpersonen. In dat opzicht verschilt Gij nu niet van de twee eerdere romans, want Griet Op de Beeck psychologiseert graag. Wat kan een lezer dan opmaken uit Gij nu? Eigenlijk hetzelfde als uit haar romans: na het lezen is aan het jou als lezer om het heft in handen te nemen. De titel Gij nu stuurt daar ook op aan. Je wordt aangespoord om te handelen.

Is dat waar de uitgever op doelt met de zinsnede dat de schrijfster iets probeert te vertellen wat de verschillende lotgevallen van de hoofdpersonen overstijgt? De les zou dan dus zijn dat je moet handelen voor het te laat is, voor je reptielenbrein het van je over neemt. Doe je dat niet, dan staan in dit boek genoeg voorbeelden van mensen bij wie het misgaat omdat ze de controle over hun emoties verliezen. Door jarenlange stress doen mensen niet meer wat ze bewust willen, maar reageren ze vanuit een vecht- of vluchtreactie.

Maar is het nodig om het boek van kaft tot kaft te lezen om die les eruit te halen of kun je ook zelf de volgorde bepalen? Griet Op de Beeck herhaalt haar thema op verschillende manieren in alle verhalen en het is op het laatste verhaal na dan ook zeker mogelijk om de verhalen in een andere volgorde te lezen. In dat laatste verhaal komt de titel van het boek terug en geeft de schrijfster in de laatste alinea een soort samenvatting van de afzonderlijke verhalen:

Ergens waaide een raam dicht, en daarna nog een keer. Ergens liep een man alleen. Ergens bleef er iemand dood die te lang had gewacht. Ergens vond een man een brief onder een steen.

En zo volgens nog acht zinnen die op gratuite wijze beginnen met ‘ergens’.

Dat verhaal toont het probleem dat ik met dit boek heb: ik word bij de hand genomen, alles wordt voor mij bedacht en bepaald. Terwijl je als lezer van een verhaal midden in een leven wordt gegooid, heb je ruimte nodig om zelf een en ander in te kleuren. Griet Op de Beeck neemt de lezer echter bij de hand: ze verklaart, interpreteert, analyseert en concludeert. Je wordt op geen enkele manier uitgedaagd en er wordt niet ingespeeld op de fantasie van de lezer. Ieder verhaal is een hapklare brok vol met duiding van het leed dat leven heet. In een roman heb je de tijd om een lezer mee te nemen, om karakters te ontwikkelen, maar in een verhaal moet je niet hetzelfde willen doen als in een roman. Zoals Rob van Essen schrijft in zijn ode aan het korte verhaal (die hij schreef ter ere van uitreiking van de J.M.A. Biesheuvelprijs 2016): ‘Als lezer word je nooit zo serieus genomen als wanneer je een kort verhaal leest. De schrijver van korte verhalen gooit alle ballast overboord, hij komt direct ter zake, karakters zijn al ontwikkeld wanneer je ze leert kennen. Hij schept geen werelden, hij suggereert ze, zoals een tekenaar met een paar potloodstrepen een landschap oproept. Hij schrijft voor de goede verstaander.’

De verhalen in deze bundel zijn niet allemaal even indrukwekkend. Zo is Dolo uit het derde verhaal te veel het type van de radeloze vluchteling, Liv uit het dertiende verhaal te vlak als onzekere puber en Louisa uit het vijftiende verhaal komt niet genoeg uit de verf als weifelende vrouw. Maar daar staan genoeg indrukwekkende verhalen tegenover, waarin Griet Op de Beeck laat zien dat ze het vertellen meester is. Zoals het vijfde verhaal over Kathleen die bij een belangrijk etentje uit schaamte een drol in haar handtas stopt. Dat verhaal laat zien waar literatuur toe in staat is: het oproepen van walging, ontzetting en verwondering. Het roept vrijwel direct het magnifieke verhaal ‘Poep’ van Manon Uphoff in herinnering. Of het zevende verhaal, dat over een moeder gaat die aan het eind van haar Latijn is. Wat weet Griet Op de Beeck daar een goede spanning op te bouwen en wat leef je mee als lezer met deze vrouw die snakt naar liefde. Of het achtste verhaal waarin twee mensen tot elkaar veroordeeld zijn omdat ze naar elkaar zitten in een vliegtuig. Op de Beeck weet sympathie op te wekken voor beide personages (Chloe en Bram) die mijlenver van elkaar verwijderd zijn aan het begin van het verhaal. Op een geloofwaardige manier laat ze die twee naar elkaar toegroeien. Beiden hebben hun passie voor het leven op een waakvlammetje staan en beiden komen beter het vliegtuig uit dan ze erin gingen.

Gij nu heeft dus alle trekken van een verhalenbundel: er is een zeer grote mate aan hechtheid en eenheid qua thematiek en compositie. Het blijft een raadsel wat de uitgever bedoelt met de zinsnede ‘dat het boek meer is dan de droge optelsom van de afzonderlijke delen’. In een goede verhalenbundel zijn alle afzonderlijke verhalen essentieel om samen meer te zijn dan de som der delen. Dat is hier helaas niet het geval. Zoals Rob van Essen al stelt in zijn ode aan het korte verhaal: ‘Een mislukte roman kan altijd nog goede passages bevatten. (…) Een mislukt verhaal is niets.’ Sterker nog: een mislukt verhaal in een verhalenbundel doet afbreuk aan de bundel als geheel.

Miriam Piters

Griet op de Beeck – Gij nu. Prometheus, Amsterdam. 288 blz, € 19,95.