Winnaar Libris Literatuur Prijs?

Niet eerder las ik een roman van Alex Boogers; ik liep er zogezegd met een boog omheen. Toch sprak mij bij verschijning in 2015 Alleen met de goden en ook de persoon Alex Boogers beslist aan. Een soort van rauw, onderkant-van-de-samenleving-epos in de traditie van de coming-of-age roman, zo begreep ik. Alleen met de goden werd, zover als mijn kennis reikt, gematigd positief besproken, maar bleek toch een typische sleeper: de interesse in de media hield aan en dat resulteerde er uiteindelijk in dat Alleen met de goden de Boekhandelsprijs 2016 (wat dat ook maar moge zijn) verdiende en ook nog eens op de shortlist belandde van de Libris Literatuur Prijs 2016 – een prijs die op maandag 9 mei wordt uitgereikt. Is Alleen met de goden een goede roman?

Alleen_met_de_godenHet motto, een citaat van Charles Bukowski, is veelzeggend – en dat veelzeggende wordt verderop in de roman bevestigd met motto’s van John Fante, Ernest Hemingway en ja, Bruce Lee. Dan weten we dat het gaat om: onderdrukking, armoede, overleven, vechten voor lijfsbehoud en het behalen van kleine succesjes. Life’s a struggle. Zo vergaat het ook Boogers’ hoofdpersonage Aaron – naar de tweede naam van Elvis Presley – Bachman, of beter: Boogers’ alter ego. En nu begeef ik mij op gevaarlijk terrein, want veel van de gebeurtenissen in deze kloeke roman zijn gebaseerd op Boogers’ eigen leven. Maar ik zal het hier niet hebben over het autobiografische gehalte – en het werk loskoppelen van de persoon -, want it’s fiction, stupid!

De roman speelt zich hoofdzakelijk af in het Vlaardingen van de jarig tachtig van de vorige eeuw, preciezer: tussen 1981 en 1993. Aaron is in 1981 elf jaar, heeft een vaak afwezige vader en een schreeuwerige, agressieve moeder. Ze wonen in een galerijflat en bezitten een NSU. Aaron heeft weinig interesse in school, hangt rond op straat en schuwt een vechtpartij niet. U kent dat wel. Het gezin floreert bepaald niet, heeft het niet breed, maar het wordt nog veel erger als Papa Leeuw een man neerslaat die aan de deur staat. De man sterft ter plekke en Aaron is hier getuige van. Papa Leeuw gaat voor jaren de gevangenis in en Aaron krijgt het thuis met zijn moeder nog zwaarder. De afleidingen van de jonge Aaron bestaan uit knokpartijtjes, seksueel gefriemel met een buurmeisje en werk in het dierenasiel, waar hij vriendschap sluit met een afgedankte pitbull. Aaron noemt hem Otis en weet zijn vertrouwen te winnen; een succesje voor Aaron. Maar, zoals dat hoort in een dergelijke roman, niet voor lang; in korte tijd wordt Otis afgemaakt, komt Aaron erachter dat Papa Leeuw niet zijn echte vader is en blijft hij zitten op de mavo. Dit tezamen veroorzaakt de spreekwoordelijke kentering.

Ondertussen hebben we kunnen genieten van kort en bondig taalgebruik, om niet te zeggen – conform aan het thema – armoedig. Verhaaltechnisch is er dan weinig spannends – in de zin van waarde voor een goede roman – aan de hand. De kleine ontwikkelingen die er zijn, zijn nogal herkenbaar en beter gedaan in vergelijkbare romans als Tobias Wolffs This Boy’s Life (1989) en Charles Bukowski’s Ham on Rye (1982) – en ook nogal voorspelbaar. Je ziet het allemaal aankomen.

Het tweede deel begint – we zijn dan al ruim over de 200 pagina’s – als Aaron besluit op kickboksen te gaan: ‘“Omdat ik een vechter ben,” zei ik.’ Hij gaat bij Arturo trainen, die zijn mentor wordt en een route voor hem uitstippelt. Binnen de kortste keren is Aaron een kampioen die veel geld verdient, al laat Boogers de lezer totaal in het ongewisse hoe het er in de ring aan toegaat; hoe Aaron het vechten beleeft. Nee, het ringvechten – waar Boogers zo prat op gaat – blijft louter een papieren gebeuren; de auteur houdt de lezer op een royale afstand van de ring. Na een trainingskamp in Thailand gaat Aaron zomaar eventjes in Parijs vechten om de wereldtitel. En laat hij die nu winnen, jawel. Maar naast dit ongelooflijke succes krijgt de lezer nog volop tragedie te verstouwen. Ziekte, liefdesverdriet, een motorongeluk, maar ook herwonnen liefde, zelfvertrouwen en zelfontwikkeling.

‘Doe het,’ zei hij. ‘Je hebt een klotejeugd gehad, dus het grootste cadeau voor een schrijver heb je al in je zak zitten.’

En een schrijver werd Alex Boogers. Al had hij best een foutieve samentrekking als ‘schreeuwlelijkerds’ kunnen vermijden en zich erin kunnen verdiepen dat een motorfiets een voetrem heeft en aan de rechterkant van het stuur een handrem. Dan had hij het storende en meermalen voorkomende ‘in de remmen knijpen’ alleen voor een fiets gebruikt. Vind ik Alleen met de goden een goed boek? Gelet op de vaak simpele en ook sentimentele gevoelens van de hoofdpersonages, het wat voorspelbare plot en de niet-literaire stijl – tussen de woorden gebeurt er niets -, vind ik de vuistdikke roman een goed jongensboek. Boogers behoudt dan ook mijn sympathie: wat mij betreft mag hij de Libris Literatuur Prijs winnen.

Wiebren Rijkeboer

Alex Boogers – Alleen met de goden. Podium, Amsterdam. 520 blz. € 19,95.