Eindelijk een ster

De ik-figuur in Marc Reugebrinks Het huis van de zalmen heet Marcel Rüge. Hij neemt de lezer met vaste hand mee in zijn vertelling. Ik moest bij de eerste zin even denken aan de beroemde eerste zin van Hermans’ Nooit meer slapen. Dat zal wel komen door Noorwegen. ‘Het meisje van slagerij Dalen op de hoek van Apotekergt en Bakkegata heeft hoge jukbeenderen en een vol gezicht.’ Ik moest ook denken aan Vestdijk, hoe hij personen neerzet. Reugebrink schrijft: ‘Ze heeft smalle lippen en een dopneus en is enigszins grofgebouwd. Niet dik, maar breed en fors, zoals meisjes die in hun vrije tijd aan kogelstoten doen, of aan hamerslingeren, of wat het ook maar is dat men in dit land van Vikingen en Noorse goden zoal doet.’ Hij is gefascineerd door dat meisje bij de slager. Later blijkt waarom.

reugebrinkInmiddels begrijpen we na twee bladzijden al veel: de ik-figuur is een kenner op eet- en drinkgebied. Hij is dan ook eigenaar van een restaurant, dat ironisch genoeg ‘L’Ange perdu’ heet. Hij heeft een meningsverschil met zijn kok over de smaak van wilde of gekweekte zalm en hij gaat op bezoek bij een zalmboerderij in Noorwegen. Zijn vrouw Suzanne heeft de hele reis uitgestippeld. Hij is nogal onhandig, te dik, betrekkelijk snel geïrriteerd, kan lange tirades houden over de halve debielen die veel medemensen en vooral ambtenaren zijn, gruwt van de zee en hij heeft geen bereik voor zijn mobieltje, terwijl zij hem steeds berichten stuurt, die hij dus niet beantwoordt, tot het fatale bericht dat zijn moeder gestorven is. Dan zijn we op bladzijde 55 en we lezen geboeid door alle mededelingen en de taal, ondanks het gebruik van het woord ‘geplogenheden’ (gewoontes) en ondanks de merkwaardig verfijnde opmerkingsgave van de ik, terwijl hij doodziek is aan boord van de kleine boot op weg naar de zalmen. Er is dan een interessante verdubbeling van het perspectief: over het hoofd van de ik is de auteur bezig alles te benoemen en zo dat de lezer geboeid blijft.

Daarna wordt het leven van zijn ouders beschreven op een tegelijk kritische en warme manier. Het verhaal ontroert, maar niet sentimentalistisch. Hoe moet je het noemen? Authentiek? Geloofwaardig en oorspronkelijk, waarachtig en onvervalst. Probeer maar eens op te schrijven wat er met een jonge vrouw gebeurt als haar eerste baby dood wordt geboren en van haar wordt weggedragen, de dokter zwijgend, de baby in een bebloede lap gewikkeld. Reugebrink doet het, overtuigend.

De lezer van Reugebrinks eerdere romans en dichtbundels herkent veel: de door een auto-ongeluk omgekomen zuster, de gestorven vader, de socialistische sympathieën, de woede-aanvallen, maar ook de humor, ironisch, soms sarcastisch en natuurlijk het ritme van zijn taal, meeslepend. Reugebrink schrijft net als Vestdijk met veel zelfcorrectie:

Ik moet haar tot leven wekken, maar dat is niet wat ik bedoel. Ik moet weten wie zij was, bedoel ik. Of nee, wie zij nog méér was, moet ik weten. Ik…ik moet haar bedenken, wil ik eigenlijk zeggen, ik moet dit meisje bedenken…

En dan zijn er de toegeving of zelfbevestiging: ‘Ik rook limoen, lychee, citroensorbet, leek me.’ ‘Normale voortanden, maar niet in deze mond, lijkt me.’ ‘Omdat ze met dit alles niet alleen mocht zijn. Alleen met een nieuwe man. Van wie ze hield. Natuurlijk. En die van haar hield, ongetwijfeld.’

Dat Marcel te dik is en te graag eet en drinkt, wordt in het begin al duidelijk en leidt tot een bijna fatale afloop. Misschien is het goed het slot van het verhaal niet te verklappen. Sommige lezers van recensies houden daar niet van, al gaat het de goede lezers niet om het verhaaltje, maar om de wijze waarop het wordt verteld. Als je alleen maar wilt weten hoe het afloopt, kun je volstaan met een uittreksel. Toch, en daarom ben ik voorzichtig, word je door het niet kennen van de afloop er naar toe gezogen. In ieder geval leidt het conflict tussen Marcel en zijn kok Enzo tot een climax en speelt ook zijn vriendin Suzanne daarbij een belangrijke rol.

Maar waarom de titel Het huis van de zalmen? Het conflict gaat over de smaak van wilde en gekweekte zalm. Enzo stelt hoge eisen aan zijn te behandelen produkten. Hij vindt terroir van veel belang. Dieper: de zalmen zijn een symbool. ‘een dichte wolk grijzige vissenlijven die allemaal op ongeveer dezelfde plek van de ronde kooi om elkaar heen gleden, draaiden, kronkelden en glibberden.’ Dat beeld komt terug in een benauwende droom. Nog dieper: het huis van de zalmen is ons huis. De roman gaat over de dood. Eerst de dode baby, dan de vader van Marcel, dan zijn zus Angelique, met wie hij het restaurant heeft opgezet, en tenslotte de moeder. Marcel blijft alleen achter. Eens, in een telefoongesprek, heeft zijn moeder, die christelijk is, gevraagd, na de dood van Angelique, of het Gods wil was dat haar haar tweede kind ontnomen was. Ze vroeg hoe hij, Marcel, dat deed, hij die niet geloofde en hij zei: ‘er is geen rechtvaardiging, geen bedoeling, geen reden.’ Het is de blindheid van het lot. De wereld is onverschillig.

In een tweet op 9-9-16 laat Reugebrink ons een recensie van de roman lezen, met vier sterren. Hij schrijft er bij: de vijfde voeg ik er aan toe. Het is een mooie grap. Aan het eind van zijn verhaal krijgt het inmiddels failliete restaurant dan eindelijk een ster van Michelin.

Remco Ekkers

Marc Reugebrink – Het huis van de zalmen. Querido, 272 blz. € 18,98.