Het verhaal van een gluurder

Op 84-jarige leeftijd komt Gay Talese nog met een spraakmakend boek. Talese, klassiek exponent van The New Journalism, baseert zich in zijn boeken en stukken voor The New York Times en Esquire op feiten en waarheidsgetrouwe dialogen. Dat heeft hem in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een legendarische reputatie bezorgd, welke reputatie bij de verschijning van Het voyeursmotel enigszins onder druk is komen te staan.

het-voyeurs-motelBegin 1980 ontvangt Talese een brief van een man genaamd Gerald Foos, die beweert een motel te hebben gekocht om gasten te begluren. Nieuwsgierig geworden reist Talese af naar Aurora, Colorado, een voorstad van Denver. Daar ontmoet hij Foos, getrouwd en vader van twee kinderen. Foos vertelt Talese dat hij in de winter van 1966, met medeweten van zijn vrouw, zijn gasten begon te bekijken. In twaalf kamers heeft Foos nep-roosters in de plafonds geïnstalleerd. Vanaf de zolder, door Foos ‘observatieplatform’ genoemd, bespiedt hij hotelgasten, masturbeert wanneer het gebodene hem opwindt en maakt achteraf uitgebreide aantekeningen. Als Gay Talese, na een gluursessie te hebben meegemaakt, een verklaring tot geheimhouding tekent, maakt hij deel uit van Foos’ complot. Dat wringt, zo noteert Talese. Volgens afspraak stuurt Foos zijn aantekeningen op naar Talese, die ze gefragmenteerd ontvangt, leest en beschouwt. De beschrijvingen blijken uiterst gedetailleerd, met oog voor ras, milieu, leeftijd, lengte en gewicht.

In zijn dagboeken – die vijftien jaar omspannen – probeert Foos enerzijds een verklaring te vinden voor zijn voyeurisme, terwijl hij zich anderzijds verliest in plastische beschrijvingen van de seksuele uitspattingen die ook hem aan zijn gerief helpen. Foos signaleert orale en interraciale seks, homoseksuele en lesbische seks, trio’s en nog perversere seks – en is zelfs getuige van een moord; die hij verzwijgt. Hij gruwt er echter van als de hotelgasten excrementen en lichaamssappen afvegen aan zijn schone lakens. Foos beschouwt zichzelf als een amateur-seksuoloog en de begluurde hotelgasten als studieobjecten. Verknipt, denkt de lezer.

Maar ondertussen doet Talese niets met Foos’ dagboeken, terwijl hij in de loop der jaren, tot en met 1996, met steeds weer nieuwe verslagen geconfronteerd wordt. Talese twijfelt of dit alles ooit wel tot een boek zal leiden; de afkeer van Foos neemt toe. Talese twijfelt soms ook aan het waarheidsgehalte van Gerald Foos’ dagboeken en komt erachter dat Foos het motel in 1966 nog helemaal niet in bezit had.

In 2013 meldt Foos aan Talese dat hij met pensioen gaat en dat hij met zijn verhaal naar buiten wil komen. Dit is het sein voor Gay Talese om het hele verhaal, met naam en toenaam, in de openbaarheid te brengen. In 2016 verschijnt, in geuren en kleuren opgetekend, Talese’s afrekening met Gerald Foos: Het voyeursmotel.

Is Het voyeursmotel een goed boek? Nee. Het is beslist spraakmakend en ook scabreus, maar Talese overtreft zichzelf bepaald niet door de afwezigheid van rake metaforen, levensechte dialogen en intelligente humor – helemaal geen humor, trouwens. Het veelvuldig rechtstreeks citeren van Foos’ weinig eloquente dagboekaantekeningen draagt ook niets bij aan de zeggingskracht van het boek. Een stomme taalfout als ‘omhelst’ als voltooid deelwoord helpt dan ook niets. Het onderwerp van Het voyeursmotel is een fraai gegeven en een sterk beeld, maar het achterplat van het boek of deze recensie says it all.

Na verschijnen van Het voyeursmotel doet The Washington Post echter de ontdekking dat het motel gedurende de beschreven jaren niet altijd eigendom was van Gerald Foos. Hetgeen de vraag oproept of alles gebaseerd is op een zeer levendige fantasie. Gay Talese, pleitbezorger van The New Journalism, zit ermee: is het allemaal feit of fictie?

Wiebren Rijkeboer

Gay Talese – Het voyeursmotel. Vertaald door Jan Sietsma en Hennie Volkers. Lebowski Publishers, Amsterdam. 208 blz. € 19,99.